Jaipur
de riksjarijder
We zien hem al van ver aankomen. Als we om ons heen kijken zien we tientallen fietsriksja’s, maar op een bepaalde manier valt hij ons op. Hij heeft het vast gemerkt, want hij stuurt zijn fietsriksja doelbewust onze kant op. Twee westerse toeristen zijn natuurlijk een mooie vangst. Als hij dichterbij komt, zien we een pas hoe oud deze Indiase man moet zijn. Zijn gezicht is getekend en het fietsen gaat hem niet zo heel soepel meer af. “Kan ik jullie ergens heenbrengen?”. We kijken hem in zijn ogen waarvan er één duidelijk niet meer goed zal functioneren. Het beroemde Paleis van de Winden staat inmiddels op de foto en we zijn lopend op weg naar ons hostel. Het is leuk om hier rond te lopen, dus eigenlijk hebben we geen behoefte aan een snelle rit naar ons hostel. We zien een teleurstelling op zijn gezicht die ons diep van binnen raakt. Als min of meer ervaren reizigers zijn we al vaak aangesproken en hebben we al zo vaak ‘nee’ verkocht, maar deze keer voelt het anders. Al zijn jonge, fitte collega’s hebben aan ritjes geen gebrek, maar deze man werd voor onze neus een aantal malen afgewezen tot groot plezier van zijn jonge collega’s. Tijd om hem een goede dag te bezorgen. We stappen alsnog met z’n tweeën in de gammele riksja. De oude man is als een kind zo blij, zo blij dat hij niet eens probeert de hoofdprijs te vragen voor het ritje. Hij begint meteen te praten, in zijn stem klinkt door hoe trots hij is op zijn stad. Na een paar honderd meter hebben we het gevoel dat dit wel eens niet zo’n snelle rit zal worden. Wij zijn allebei niet een van de lichtste personen op aarde en de oude man heeft zichtbaar moeite om zijn riksja in beweging te houden. Als de weg dan ook nog licht omhoog gaat, kan de man niets anders doen dan afstappen en de riksja duwen. Maar zelfs dat is te zwaar voor hem, waardoor Twan even uitstapt om hem te helpen duwen. Bijna ‘boven’ aangekomen gebaart de oude man naar Twan dat hij weer moet instappen. Hij heeft een vastberaden blik; wij horen in de riksja te zitten en hij zal ons op de plek van bestemming brengen. Ondertussen voelen wij ons heel erg bezwaard en we besluiten uit te stappen bij een druk plein. De oude man is verbaasd, hij moest ons toch op een andere plek afzetten? We proberen hem te overtuigen dat dit de plek is waar we afgezet moeten worden en houden het afgesproken bedrag in onze hand. In zijn ogen zien we dat hij ons niet geloofd en dat hij gekrenkt is in zijn trots. Hij geeft aan dat hij zijn taak niet volbracht heeft en hij wil dan ook het geld niet van ons aannemen. Wanhopig kijken we elkaar aan; hoe leggen we uit dat deze oude man in onze ogen de roepies dubbel en dwars verdiend heeft? Maar wat we ook zeggen, de man blijft bij zijn standpunt, hij verdient het geld niet. Normaal betalen we nooit geld om met mensen op de foto te gaan, maar nood breekt wet. We vragen of we hem op de foto mogen zetten in ruil voor de afgesproken roepies. Met enige tegenzin accepteert hij ons aanbod. Zo poseert de oude man bij zijn fietsriksja met in zijn ogen de trotse blik die ons na al die jaren nog steeds is bijgebleven.