Goa
Communicatie storing.
“BALANCE NOW !” , mijn SMS aan Rajindra is kort maar laat aan duidelijkheid niets over. Binnen twee minuten piept zijn antwoord mijn telefoon binnen: “Come 2 my shop in 1 hour, I meak it OK.”.
Drie dagen geleden stond ik in zijn winkeltje met de een multinational vermoedende naam “Raj Telecom”. Ingeklemd tussen een kapper en een schoenenwinkel runt de jonge Indiër zijn handel in mobiele telefoons en aanverwante parafernalia op een oppervlak van anderhalve meter in het vierkant.
Ik zoek een lokale SIM-kaart voor mijn telefoon waar ik voordelig mee naar het buitenland, Nederland in het bijzonder, kan bellen.
“One moment Sir.”, Rajindra doet even een belletje en overhandigt mij even later zijn neergekrabbelde aantekeningen. Voor 600 Roepie kan hij mij, na aftrek van kosten en zijn eigen winstmarge, bijna 3 uur bellen aanbieden. De ogen van de jonge ondernemer glimmen van trots als ik ten overstaan van de eerste nieuwsgierige toeschouwers zeg dat ik zaken met hem wil doen.
Nog even de formaliteiten afhandelen en Carina en ik kunnen het thuisfront de oren van hun kop kletsen over wat we allemaal hebben meegemaakt. Rajindra geeft mij een stapel envelopjes met SIM-kaarten en vraagt mij een leuk nummer uit te kiezen en ik overhandig hem een set pasfoto's die ik verderop in een stoffig winkeltje heb laten maken samen met een kopie van mijn paspoort en visum.
“That's not Ok Sir.”, de krakend verse A3 wordt teruggeschoven over de balie, de voorschriften zeggen dat het twee afzonderlijke papieren moeten zijn. Ik knip eenvoudig het vel doormidden en presenteer één A4 met mijn paspoort en één A4 met mijn visum.
Het envelopje met het door mij gekozen nummer wordt geopend, behalve de SIM zelf bevat deze een aanvraagformulier en een setje stickers met informatie over de kaart. Nadat Rajindra deze essentiële stickers netjes bovenaan het formulier heeft geplakt beginnen wij gezamenlijk met het invullen van elk denkbaar persoonlijk gegeven van mij. Glimlachend geef ik “Opposite Watertower” op als Landmark bij het adresgedeelte, altijd makkelijk als de postbode je huis niet weet te vinden.
Omdat ik buitenlander ben moet ik ook iemand opgeven die voor mij instaat tijdens mijn verblijf in India, onze huttenmanager Nilesh heeft mij zijn adresgegevens meegegeven. Na het invullen daarvan en een telefoontje om te checken of hij daarmee akkoord gaat rest alleen nog het ondertekenen van de aanvraag, zwierig zet ik mijn wijdkrullende handtekening in het daarvoor bedoelde vak. Helaas te zwierig, de lange uithaal onderaan mijn KJ komt ruim buiten de krappe ruimte uit en ook de afsluitende streep onderdoor is te lang naar Indiase normen.
Ik heb de aanvraag verpest, Rajindra opent nog een envelopje om een nieuw formulier te pakken. Hij peutert de stickers los van het eerste exemplaar en Pritt deze op de volgende. Snel schrijft hij alle ingevulde gegevens over, te snel, op de plek waar ik moet verklaren dat ik alles naar waarheid heb ingevuld heeft hij zijn eigen naam geschreven.
Met bezwete vingers herhaalt hij de reeks handelingen met weer een nieuw envelopje, de verfomfaaide stickers worden weer overgeplakt en fluks begint het invullen van de vakjes overnieuw. Dit keer doet hij wat ik al eerder wilde voorstellen: zichzelf opgeven als referentie, gaat wel zo snel. Ik onderteken de aanvraag krampachtig proberend om mijn handtekening tot het gewenste postzegelformaat te beperken.
Helaas, na het plegen van een telefoontje beginnen we opnieuw, hogerhand gaat niet akkoord met deze oplossing. Het knip- en plakspel begint van voren af aan, nu weer met Nilesh zijn gegevens. Door een paar kleine onvolkomenheden bij het invullen van formulier nummer 4 en vervolgens ook nummer 5 herhalen we de scene nog een aantal keer in het inmiddels bloedhete hok waar zich een verbazingwekkend aantal mensen vergaapt aan wat wij aan het doen zijn.
Met een stevige handdruk en de verzekering dat mijn beltegoed met een goed halfuur beschikbaar moet zijn verlaat ik tevreden 'Raj Telecom'. Die avond check ik geregeld *141# die keer op keer antwoord met “Your Balance is 0.0 INR”. Beltegoed heb ik niet, maar Vodafone India heeft mij wél gevonden, ik wordt gebombardeerd met SMS-jes voor betaaldiensten die mij de laaste cricketuitslagen, de nieuwste Bollywood kaskrakers of de hipste Hindi Ringtones kunnen leveren.
De volgende dag wip ik tijdens het boodschappen doen weer even langs bij de winkel maar Rajindra is er niet en zijn zenuwachtig friemelende assistent kan mij ook niet helpen. Na opnieuw een vrolijk piepende nacht vol “Very-Very-Very-Special-Offers” koop ik in ons dorpje 100 roepie beltegoed om met Raj te kunnen communiceren.
Een uur na mijn kwade SMS sta ik in zijn winkeltje, verbeten bellend staat hij in contact met het Vodafone Service Centre, hij belt met zijn eigen toestel terwijl op de mijne code na code wordt ingevoerd. Het resultaat van dit communicatiespektakel is een 12 cijferige pincode die ik in moet voeren voor het nummer wat ik wil bellen.
Opeens wordt alles mij duidelijk, Rajindra heeft mij niet alleen een SIM-kaart verkocht maar ook, telefonisch, een International Calling Card zoals ik ze gebruikt heb tijdens andere reizen in ander landen. Wat ik nodig heb is alleen nog het toegangsnummer, maar dat kan ik mijn wanhopig kijkende vriend niet aan het verstand krijgen.
Achterop de brommer word ik twee straten verder naar een Vodafone winkel gebracht waar twee dames mij welwillend te woord staan en mij vertellen dat het allemaal komt door een computerstoring en dat als ik nu naar huis ga het allemaal binnen de kortste keren goedkomt.
“What are you writing down ?” vraagt de kordaatste van de twee als ik een envelop met de tekst “World Calling Card” uit het rek achter haar trek. Ik wijs haar op het missende stukje essentiële informatie, het o zo belangrijke toegangsnummer.
Ik kap het doorreutelende verhaal over de storing af, bedank het drietal voor hun inspanning en verlaat glimlachend de winkel, vriendelijke mensen, jammer dat ze zelf niet weten wat ze hun klant verkopen.