Chengdu en de pandaberen
Chengdu en de pandaberen
Beijing is slechts een tussenstop in de reis naar het oosten van de wereld. De volgende stad die we aandoen voordat we onze feitelijke bestemming bereiken is Chengdu. We vliegen met Air China, een organisatie waar veel westerse maatschappijen nog wat van kunnen leren. Ruime en comfortabele zitplaatsen en een goede bediening kenmerken deze vlucht naar de grote stad in de provincie Sichuan. Men beweert dat hier de mooiste meisjes van het land wonen doordat hun huid bleek blijft vanwege het gebrek aan zon. Dat gemis wordt veroorzaakt door de voortdurende mist die de stad omhult. Die nevel ontstaat door stof en zand.
Wanneer we de stad binnenrijden valt het dertig meter hoge standbeeld van Mao met een uitgestrekte arm meteen op. Ook hier wordt hij nog gevierd. De straten zijn minder druk dan in de hoofdstad en de gebouwen zien er minder modern uit. We worden door een nieuwe gids en chauffeur afgezet bij ons hotel en mogen ons de rest van de dag zelf vermaken. De reisorganisatie had ons in Nederland al medegedeeld dat ze goed nieuws voor ons hadden, namelijk een upgrade naar een luxer hotel. We vertoeven even op onze kamer en gaan vervolgens op verkenning uit in dat hotel. Het zwembad evenals de bar in de lobby kunnen we niet vinden. We vragen er aan de receptie naar maar niemand spreekt Engels. Op de kamer is geen warm water en de vermelde roomservice is niet aanwezig. Het restaurant van het hotel is gesloten en al heel snel blijkt dat de toegezegde faciliteiten gewoonweg niet bestaan. Het is de zoveelste keer al tijdens de reis dat de organisatie ons verkeer geïnformeerd heeft en we gaan naar buiten om daar maar wat te eten. Tegenover het hotel ligt een ander hotel, het Crown Plaza en voordat we naar een restaurant op zoek gaan lopen we daar de lobby van in. Aan de receptie informeren we nieuwsgierig naar de kamerprijzen. Deze vallen mee en vervolgens vragen we of het mogelijk is om een kamer te bespreken. De vriendelijke dame verwijst ons naar de website maar we zeggen dat we graag ter plaatse willen boeken. Ze knikt ja en vraagt per wanneer we een kamer willen. ‘Nu’, antwoorden we en ze kijkt wat verbaasd terwijl haar ogen zoeken naar bagage die er niet is. We leggen haar heel in het kort uit dat de bagage aan de overkant staat en vervolgens is de kamer geregeld voor de rest van ons verblijf in Chengdu. We steken de weg weer over naar het oorspronkelijke hotel, halen de koffers van de kamer en lopen via de lobby het hotel uit. We roepen nog ‘goodbye’ naar de receptioniste en ze wuift vriendelijk terug. Het gaat allemaal iets te snel voor haar om te begrijpen dat we weggaan. Tussen alle wandelende mensen steken we met onze koffers via een voetgangersbrug de weg weer over om tot verbazing van de portiers niet met de auto maar lopend in het nieuwe hotel aan te komen. Het moet een komisch gezicht zijn geweest. Na het eten in het hotel genieten we ’s avonds vanuit de skybar van een mooi uitzicht over de stad. Het valt daarbij op dat er ’s avonds heel veel politie op de been is. Voor elke winkel waar kostbaarheden worden verkocht staat in de nacht wel een politieauto met zwaailichten geparkeerd.
Na het mesavontuur van het oorspronkelijke hotel en een prima nacht in het door onszelf gekozen hotel begint de volgende ochtend de ontdekking van Chengdu. De stad is vooral bekend om het pandareservaat. Hier worden reuzenpanda’s gekweekt en in het pandapark zijn er veel te zien. Het dier komt in het wild enkel in China voor en naar schatting zijn er nog maar zo’n vijftienhonderd van over. Het leefgebied met bamboe, hun enige voedingsbron, wordt sterk gereduceerd door kap en industrialisering. Daarnaast verloopt de voortplantingscyclus van reuzenpanda’s zeer traag. De voorstelling die vooraf van het park werd gegeven is iets anders dan de werkelijkheid. De pandaberen zijn prachtig om te zien en het is een uitgelezen mogelijkheid om ze van dichtbij te fotograferen. In de dierentuin van Beijing hadden we ook al pandaberen bekeken, maar die zaten voor een deel achter glas. De wollige dieren slapen of liggen op hun rug terwijl ze hun buik vol eten met bamboe, vriendelijk kijkend vanuit hun betoverende ogen. Dat eten doen ze de helft van de dag. Daarbij hebben ze elke dag zeker tien kilo bamboe nodig. Ze laten zich niet storen door alle mensen die van achter de hekken toekijken en hun aandacht proberen te trekken. Het is echter niet bepaald een reservaat maar meer een dierentuin. De hokken en speelweides zijn weliswaar ruim maar het blijft een dierentuin. Het mooie is wel weer dat je heel dicht bij de mascotte van het Wereld Natuur Fonds kunt komen. In het fraai aangelegde park komen ook rode panda’s voor, die meer wasbeer zijn dan beer, maar net als de reuzenpanda een Chinese bedreigde soort zijn. Het zijn schatjes als je ze ziet slapen in de bomen.