China
Dodemansrit door de vrieskou (deel 1)
We waren in Datong, een stad niet al te ver ten noordwesten van Beijing. Provinciaal ogend – vol taferelen als een door ezels getrokken goederenkar en oude mannetjes met geiten zittend op de stoep – echter zo’n drie miljoen inwoners groot. Een indrukwekkende stad, omdat het nog niet echt binnen de reikwijdte van het westen valt (dus nog geen schreeuwerige reclameborden, geen fastfoodketens en verbaasde blikken alom bij het zien van bleke Europeanen) en vanwege de smog die de stad letterlijk tot laag boven de grond in een zwarte nevel hult. Deze smog is niet afkomstig van het verkeer (al draagt dat ook zijn steentje bij) maar van een of andere steenkolenfabriek die dag en nacht gitzwarte rook de lucht inblaast, geen rekening houdend met de omliggende flats en andere gebouwen in het midden van de stad. Funest voor de volksgezondheid, maar dat soort zaken zijn in China niet zo van belang. Iedereen loopt er met mondkapjes, in Datong dus allesbehalve een overbodige luxe.
Vanuit deze stad hadden we de nabijgelegen bezienswaardigheden bezocht: de Hanging Monastery en de Yunganggrotten. Nu gingen we de reis vervolgen die de Chinese Karen, werkzaam bij een klein reisbureau in Nanjing, voor ons had uitgestippeld.
Ditmaal zouden we niet met een nachttrein, maar met een bus naar onze bestemming gaan. Deze bestemming was namelijk te klein voor een treinstation: Taihuai, een dorpje in de bergen, bij de berg Wutai Shan (één van de vier heilige bergen). Volgens Karen was het een absolute must die honderden Chinezen ieder jaar bezichtigen. Dit dan wel blijkbaar in de zomer, want Taihuai was compleet uitgestorven – maar zover waren we nog niet.
De bus waar we in moesten hadden we snel gevonden, maar het aanzicht ervan maakte ons niet zo blij – althans mij niet. Een klein passagiersbusje dat al wat jaren leek mee te gaan; binnenin doorgezakte stoelen met smoezelige hoofdkapjes en muffe gordijntjes voor de ramen. Het oogde erg vies, maar we namen vol verwachting plaats achterin. Toen begon echter het wachten… Er kwamen al vrij snel na ons wat meer mensen binnen (die allemaal wantrouwig onze kant opkeken, in het Chinees wat commentaar op “die buitenlanders” (want dat woord kenden we inmiddels) leverden en vervolgens nadrukkelijk voorin plaats namen). We dachten dus dat we wel spoedig zouden gaan vertrekken. Dit duurde echter veel langer dan verwacht, ook al kwamen er geen nieuwe passagiers meer bij. De chauffeur stond vrolijk een praatje te houden buiten of was spoorloos, terwijl het busje door de openstaande deur dezelfde temperatuur als buiten had – ergens ver beneden nul dus. Niet echt lekker als je stil zit. De Chinezen leken zich er niet over op te kunnen winden, dus er zat niets anders op dan wachten totdat we eindelijk vertrokken.
De rit duurde een paar uur en reed ons voornamelijk door de bergen; eerst omhoog, toen naar beneden (Taihuai ligt in het dal). Ik kan er veel over zeggen, maar het valt in één woord samen te vatten: afzien. Het was het soort reiservaring waar je achteraf in geuren en kleuren over kunt vertellen en zelfs om lachen, maar op het moment zelf is er niets grappigs aan.
Het busje klonk al rijdende net zo krakkemikkig als het eruitzag, alsof ieder moment een onderdeel het kon begeven. Het uitzicht op de bergen was mooi, maar de wegen waar we over reden steil, bochtig en niet zelden ijzig glad, terwijl de chauffeur eroverheen scheurde als ware het een snelweg, vrolijk de bochten door vliegend met slechts af en toe een toeter om eventuele tegenliggers (die er helaas wel waren) te waarschuwen. Ik probeerde me stoer te houden maar werd steeds banger, en mentaal gezien werden we daarbij nogal op de proef gesteld door de strenge vrieskou. De verwarming in het busje deed het namelijk niet; slechts om het half uur mocht het vijf minuten aan, waarbij er zo’n immens lawaai werd geproduceerd dat je haast weer blij was dat het uitging, ook al bevroor je bijna. Mijn humeur daalde gaandeweg naar eenzelfde dieptepunt als de temperatuur; inmiddels hadden we ook haast bevroren voeten en moesten we flink stampen om ze beweeglijk te houden…
Na deze tocht waren we begrijpelijkerwijs héél erg blij dat we – uiteindelijk – veilig in Taihuai aankwamen! Toen begon de rest van dit vreemde avontuur.