Ontmoeting met Frank, een weggegooid kind
Ontmoeting met Frank, een weggegooid kind
Van niemand naar iemand
Frank werd weggegooid door zijn moeder
Dansen, zingen en vrolijke kleuren. Het enthousiasme van de kinderen in hun gekleurde schooluniformpjes spat ervan af. Met verschillende kinderen aan mijn hand lopen we richting het schoolplein. Een gevoel van ‘kijk mij’ is wat er van hun mooie donkere gezichtjes afstraalt. Het is bovendien een gevoel dat ik hen wil geven: ‘jij mag er zijn!’
Weggegooide kinderen
Ik ben op reis naar Oeganda, om daar te helpen in Noah’s Ark, een grootschalig kinderhuis voor ‘weggegooide’ kinderen. Kinderen die als baby aan de kant van de weg zijn gevonden, in brand zijn gestoken, in een put zijn gegooid of zelfs in een plastic zak zijn achtergelaten. Het is een groot probleem in Oeganda, want de bevolking is arm. Bovendien is er sprake van veel verkrachting en overlijden veel moeders na hun bevalling. De wanhoop is groot, dus worden de baby’s letterlijk weggegooid. Schrijnend om te horen, maar wel de keiharde realiteit. Deze kinderen worden met open armen ontvangen door Piet en Pita, de oprichters van dit project. Ik help mee met het bouwen van een family unit en draai mee in het kinderhuis.
Ook al lijkt dit op het eerste gezicht niet zo, het enthousiasme en de vrolijkheid van deze kinderen staan haaks op de werkelijkheid. Ik kan het me bijna niet voorstellen als ik tussen deze vrolijke snoetjes mee het speelplein op loop. Maar wanneer ik het boek bekijk waarin alle verhalen met foto’s staan van de kinderen die hier binnen zijn gekomen, moet ik toch even slikken. Dat vrolijke jongetje met zijn grote bruine ogen, is in een put gegooid. Dat mooie kind daar, het heeft nooit liefde gekend tot ze in een plastic zak aan de weg in Kampala werd gevonden. En neem nou Frank, die me verwachtingsvol aankijkt of ik meedoe met een potje voetbal.
Frank: weggegooid door zijn moeder
Gelijk de eerste dag viel hij me op. Iedereen zag hem eigenlijk, want hij trad direct op de voorgrond. Hij zal gedacht hebben: ‘weer een vrijwilliger, weer extra aandacht!’. Pas later hoorde ik de achtergrond van die mannetje, die praatjes voor tien had. Frank, 8 jaar, weggegooid door zijn moeder. Maar toch hebben Piet en Pita met samenwerking van de politie in Oeganda de moeder van dit lieve joch kunnen opsporen.
Maar waarom ziet zij deze vrolijke jongen niet? Waarom ziet zij niet dat hij haar nodig heeft? Dat hij juist extra aandacht opeist om die leegte te vullen? Waarom? Het antwoord weet ik niet, dit zal ik ook nooit krijgen. Wel weet ik dat zo’n moeder wanhopig moet zijn geweest. Wanhopig om je kind weg te doen. Want ik ben ervan overtuigd dat het geen keuze is, het overkomt je. Natuurlijk had ze haar kind niet weg willen doen, maar ik weet niet wat er speelde. Had ze geen geld? Is ze verkracht? De meest afschuwelijke verhalen komen voorbij, dus ik kijk er al niet meer van op.
Hij wil dokter worden
Hoe dan ook, Frank noemt zijn eigen moeder ook ‘aunti’, net zoals iedere vrouw hier op het project wordt genoemd. Heel neutraal, zoals zijn gevoelens voor zijn moeder ook zullen zijn. Ik kan hele gesprekken voeren met Frank. Hij is anders dan de meeste leeftijdsgenootjes van hem die ik heb gesproken. Hij is zo makkelijk in de omgang. Hij is niet bang, treed snel op de voorgrond. En nu weet ik waarom. Eigenlijk zou hij al deze aandacht niet moeten krijgen. Iets minder kan ook wel, hij moet toch leren dat dit niet altijd gaat.
Maar waarom kan ik het niet over mijn hart verkrijgen dit niet te doen? Waarom zou ik niet een eindje met hem gaan wandelen en fantaseren over zijn toekomst. Hij vertelt dat hij dokter wil worden in Nederland. En dan mag ik bij hem langskomen als ik pijn heb. Zo slenteren we hand in hand langs de visvijver. Zodra hij ziet dat er een vis is gevangen laat hij los en rent nieuwsgierig naar de vis. Hij moet natuurlijk wel op de voorgrond blijven. Ik glimlach.
Schrijnend contrast
Op huisbezoek zie ik de werkelijke armoede pas echt. Na een uur gelopen te hebben bereik ik het hutje van het jongetje dat op Noah’s Ark gratis naar school mag, omdat hij bij de meest arme families van Mukono hoort. Het hutje is afschuwelijk. Het is klein, donker en vies. Maar anderzijds: hij heeft wel een moeder. Hij heeft wel een familie. Nu ik hier om me heen kijken, zie ik dat dit project méér doet dan alleen de bevolking van Mukono een duw in de goede richting te geven. Neem nou het onderwijsplan dat Piet heeft geschreven, dat met open armen werd ontvangen door de overheid in Oeganda. Toeval, of een fantastisch uitgedacht plan?
Het contrast tussen de bevolking hier in Oeganda en Nederland is schrijnend. Maar ik ben opgehouden met constant te vergelijken. Oeganda wil verder en zal in de toekomst moeten kijken. En de kinderen zijn de toekomst! Deze kinderen, die hier nu lachend en dansend kind mogen zijn, zij zijn de toekomst. Ik heb gezien dat er weggegooide kinderen binnenkwamen, waarbij de maden na een paar dagen nog uit de oortjes kropen, maar ik heb ook gezien hoe liefdevol de rest deze kinderen opvangt en hen opneemt in deze grote familie. Mede dankzij deze tegenstellingen zal ik mijn verblijf op Noah’s Ark niet gauw vergeten. Ik kijk met een voldaan gevoel terug op een paar prachtige weken, waar ik mijn steentje heb mogen bijdragen aan een prachtig project.