Mali
24 dagen onthaasten in Afrika - deel 1
Wat is dat toch met Afrika dat zo'n oorweerstaanbare aantrekkingskracht op me heeft? Ik ben maar opgehouden me daar het hoofd over te breken. In plaats daarvan stort ik me tegenwoordig enkel vol overgave in het avontuur, om dan zelden teleurgesteld te worden. Zo ook dit keer: Mali had eigenlijk vrijwel uitsluitend hoogtepunten te bieden. Natuurlijk is een flinke dosis aanpassingsvermogen vereist in één van de armste landen van de wereld, maar heb je die in je bagage, dan krijg je er veel voor terug. Ook met de groepsleden waarmee ik op pad was, we waren met z'n tienen, kon ik het prima vinden.
Ons geduld werd nog enigszins op de proef gesteld, want door een vertraging met de vlucht kwamen we twee uur later dan gepland aan op de luchthaven van Bamako, de hoofdstad van het land. En dat was dus half vijf in de nacht. Omdat we ook nog even wilde slapen in een bed, vertrokken we de volgde dag pas tegen het middaguur voor onze eerste lange reisdag naar Segou. Dat schijnt het meest relaxte stadje in Mali te zijn, maar omdat we er pas tegen zonsondergang arriveerden, en de volgende ochtend alweer om acht uur verder moesten, hebben we er helaas weinig van gezien. Onze tweede reisdag beëindigen we in Bandiagara. In de ochtend van dag drie volgt nog een rit van twee uur over een dubieus zandweggetje naar Djiguibombo. Daar begint een 8-daagse wandeltocht door Dogon Country. De bewoners hebben zich in vroegere tijden hier teruggetrokken toen de Islam, vaak met harde hand, haar intrede in het land deed. Dogon Country ligt langs een tientallen kilometers lange falaise, een klif van enkele honderden meters hoog. Als ware we cross-country skieërs gaan we de falaise op en af. Boven genietend van de fantastische vergezichten, beneden kennismakend met de locals in de vele kleine dorpjes die we passeren. De extreme hitte, in de zon was het overdag bijna 45 graden, maakte de tocht zwaar, en het was dan ook goed oppassen dat je jezelf niet voorbijliep, wat me niet altijd even goed lukte. Maar na afloop goed eten, en vooral drinken, en een goede nachtrust deden vaak wonderen. We hebben oud-en- nieuw doorgebracht in de Dogon, maar afgezien van een groep luidruchtige Fransen hebben we er weinig van gemerkt. Omdat we geen puf hadden om tot middernacht op te blijven hebben we op de wereldkaart een land gezocht waar het om negen uur nieuwjaar was, en zo vierden we klokslag twaalf voor de inwoners van Jemen.
Na de Dogon gaan we door naar Mopti, een bruisende havenstad, waar de activiteit zich concentreert langs de rivier de Niger, de levensader van het land, waarlangs de meeste steden in het land zijn ontstaan. Een dag lang wandelen we langs het water kris-kras door de vele kleine marktjes en winkeltjes. Zelf heb ik nog een stuk zout gekocht, dat midden in de woestijn in de Noord-Malinese nederzetting Taoudenni wordt gedolven. Een kamelenkaravaan heeft 15 dagen nodig om vanuit Timboektoe dit zeer geïsoleerde gebied te bereiken. Vervolgens wordt elke kameel met 200kg zout beladen, en wacht de zware terugtocht van wederom 15 dagen. Een karavaan maakt extreem lange dagen van wel 16 uur. Als er niet wordt gelopen wordt er geslapen, en dan dus 30 dagen aan één stuk. Vanuit Timboektoe wordt dit zout over het hele land verspreid, en zo kwam mijn stuk vanuit Taoudenni per kameel in Timboektoe en van daar per boot over de Niger in Mopti terecht. Na Mopti wacht een boottocht per pinasse, een langwerpige boot die aan beide kanten puntsgewijs toelopen, met motor, dat wel. Maar in ondiepe stukken moet soms ook geboomd worden. De volgende dagen relaxen we en zien we de dorpjes langs de oever aan ons voorbijtrekken. Elke dag maken we twee uitstapjes als er langs de oever iets interessants te zien is. Dorpelingen hier zien zelden toeristen, en we zijn dan ook steeds een grote attractie. Als de avond valt meren we aan op een rustig stukje, en zetten onze tenten op, terwijl de lokale staf het kampvuur aanmaakt en het eten bereidt. Daarna is het nog even genieten van de duizenden sterren aan de hemel, voordat we in onze tentjes kruipen. En dan 's ochtends om zeven uur op, ja het is echt vakantie, en om acht uur weer in de boot voor het volgende stuk. Na vier dagen komen we in de mytische stad Timboektoe aan, dat alleen nog in naam een bijzondere stad is. De woestijn rukt immers steeds verder om en blaast haar zand al door de straten. Hoelang zullen de inwoners zich nog kunnen verdedigen voordat deze stad door het zand wordt verzwolgen? Hoogtepunt hier is het halen van een stempel in ons paspoort, als blijvend bewijs dat wij daadwerkelijk voet in deze stad hebben gezet.