Ivoorkust

Reisgids

Nieuws

Beste reistijd

Regio's en steden

Foto's

Praktisch

Ivoorkust image

Marathon in Ivoorkust (1)

Ivoorkust
Afrika
RoyanvanVelse

Marathon in Ivoorkust (1)

Woyè mio Woyè mio oh Woma yèmamo yè ahissan (Wat een pijn doe je ons aan, onze kinderen zullen wezen zijn (Meiway, “Hoye mi Yani”))

In deze serie blogs vertel ik iets over het begin van mijn verblijf van een jaar in Ivoorkust, waar ik werkzaam was voor het Internationale Rode Kruis tijdens de burgeroorlog in Liberia.

Een tropische warmte hangt boven de stad. Geen wind, geen bries, zelfs niet van de oceaan vlakbij. Drukkend benauwd zoals het alleen in de tropen kan zijn. De deelnemers beginnen zich rond drie uur te verzamelen voor de start van de marathon. Inlopen, warm lopen, rekoefeningen, een heen en weer gedraaf van veel deelnemers aan deze afstand uit de antieke oudheid. Iets over de 42 kilometer. Bouge ton coeur, bouge tes poumons, viens courir, c’est la fête (Beweeg je hart, beweeg je longen, kom rennen, het is feest) luidt het slogan van de organisatie van de Marathon van Abidjan. Ook ik heb me hiervoor ingeschreven, samen met Mollie, een collega uit Liberia. De afgelopen maanden hebben we samen getraind over de langgerekte en verlaten stranden van Tabou en vandaag zijn we er klaar voor. Marathon. 6,000 deelnemers, waarvan slechts 600 aan de marathon. En hier staan we dan aan de start, bij het gemeentehuis. Het is ontzettend druk, en het valt mij op dat er weinig blanken meedoen. Atleten met slechte schoenen, sommigen op blote voeten, met een plastic zakje met water in de hand. Maar deze doen voornamelijk mee aan de wat kortere afstanden, de halve marathon en de 10 kilometer.

Het startschot is om vier uur ‘s middags. Het is nog steeds snikheet. Warm en vochtig. De hele dag heeft de zon ingebrand op het parcours en de deelnemers, en onder deze erbarmelijke omstandigheden nemen wij de uitdaging aan om het Rode Kruis te vertegenwoordigen gedurende een urenlange race. Ik woon en werk alweer een tijd in dit land, Ivoorkust, in een dorp, stadje, genaamd Tabou, 450 kilometer van Abidjan af, aan de oceaan, dicht bij de grens van Liberia. In Tabou ben ik hoofd van een subdelegatie van het Internationale Rode Kruis, verantwoordelijk voor de voedseldistributies aan circa 140,000 vluchtelingen uit Liberia, waar sinds kerst 1989 een bloedige burgeroorlog woedt. Met 100 man Rode Kruis personeel, waaronder Mollie, zorg ik ervoor dat de juiste mensen verspreid over een groot gebied van Tabou tot aan Taï, elke maand hun rantsoen rijst en olie krijgen. Elke keer weer een opgave, zeven werkdagen in de week en beslist geen tijd voor vakanties. In Tabou woon ik in een, voor Ivoriaanse begrippen, fraaie bungalow aan zee. Ik heb niet altijd electriciteit, telefoon of stromend water, ik heb geen glas in de ramen, er kruipen allerlei insekten en hagedissen door de kamers, maar het bevalt me prima, tussen de palmen en de bananenbomen. Met mij leven Kambolin, een mangouste, en Boubou, een jong aapje die z’n moeder is verloren. Een terras met een grandioos uitzicht over de oceaan, bewakers, Traoré en Soumahoro, en een kok/bediende, Emile. Het is honderd kilometer rijden naar de dichtstbijzijnde bakker, in San Pedro, en daar worden ook de wekelijkse boodschappen gedaan, met m’n chauffeur Namory. Ver van alles eigenlijk, en ik ben één van de weinige blanken in de regio.

Boubou had ik cadeau gekregen nadat z’n moeder was afgeschoten. Het jonge aapje was verloren en de eerste nacht had ik hem uit medelijden mee in bed genomen. Het diertje was op m’n blote bast gaan liggen, met z’n handjes vast aan m’n tepels, en was met het vertrouwde bonken van mijn hart in slaap gevallen. Ik was z’n vader en z’n moeder geworden.

En nu sta ik in de voormalige hoofdstad van dit grote en grootse land, klaar voor een idiote uitdaging: 42 kilometer hardlopen onder zware tropische omstandigheden. Het was zomaar een idee, aanvankelijk een grap eigenlijk. En in Tabou ben ik toen gaan trainen. Mollie voelde er ook wel wat voor en vervolgens gingen we er samen tegenaan. Bijna dagelijks, na ons werk, als de zon nog scheen en het tussen de 30 en de 35 graden was, gingen we hardlopen over het strand. M’n huis uit, linksaf, en dan alsmaar rechtdoor, tussen de oceaan en de kokospalm plantages door. Langs vissersdorpen als Yocobo, Sekréké en Tolou. Idyllische taferelen. Blauwe lagunes, paradijselijke eenzaamheid, een uitgestrekte oceaan. Als de afstanden wat langer waren stopten we soms om een duik te nemen in het verfrissende water terwijl onze bezwete kleren konden opdrogen in de zon, of om een kokosnoot leeg te drinken. Maar de trainingen waren zwaar, door de hitte en door het mulle zand. Het paradijs heeft zo z’n prijs. Als we echt ver weg gingen, helemaal naar Tolou bijvoorbeeld, stond Namory ergens halverwege met een fles water. En gingen we na 20 kilometer met de auto terug.

De start van de grote race door de Afrikaanse stad, en we schieten vooruit in de menigte. Allebei met een rood broekje en een wit t-shirt met daarop de tekst Croix-Rouge Tabou . Het sportpaleis, de Charles-de-Gaulle brug, het stadion Houphouët-Boigny. Na al die trainingen op een zachte ondergrond is het asfalt een verademing. Namory en twee Rode Kruis vrijwilligers volgen ons met m’n auto. Een grote witte terreinwagen met een indrukwekkende antenne, corps diplomatique nummerplaten en rode kruizen. Het overgrote deel van het parcours kan Namory ons begeleiden en verzorgen. Met water en suikerklontjes vooral. (wordt vervolgd)