Surfwalhalla, lichtgevende wormenpoep en Maori’s
Surfwalhalla, lichtgevende wormenpoep en Maori’s
26 feb – 1 maart
Op dag 11 zijn we vroeg vertrokken naar Raglan. Onderweg stopten we voor een wandeling naar ‘The Bridal Veil’, een schitterende waterval van ongeveer 60 meter hoog. In Raglan slapen we voor het eerst in een echt hostel en we merken al meteen dat het hier een echt surfwalhalla is. Hier lopen alleen maar zongebruinde, gespierde surfdudes met lang blond haar rond, die elkaar aanspreken met ‘bro’. In de avond zijn we naar een afgelegen strandje gelopen en hebben we naar de zonsondergang gekeken.
De volgende dag hadden een lange strandwandeling gemaakt langs de smalle kust. Het was er net vloed en we moesten daardoor zelfs stukjes door het water lopen om de kust te kunnen volgen. Later kwamen we op een breder strand met donker zand, en stopten we in een baai waar alle beginners leren surfen. Het was heel leuk om daar naar de surfers te kijken. Na een lange tocht terug kwamen we weer in het hostel aan. Daar schrokken we ons een ongeluk toen we zagen dat we in een kreeft waren veranderd. Onze voeten waren vuurrood geworden en bij Sanne leek het net of ze een enge huidziekte had vanwege de rode vlekken op haar armen en nek. Je zag precies welke stukjes we hadden overgeslagen tijdens het insmeren. De zon had ons weer verslagen, en we hebben ons lesje nu echt geleerd.
Op onze laatste dag in Raglan wilden we eigenlijk gaan kajakken of surfen maar dit hebben we maar even bewaard voor een andere keer aangezien het niet verstandig zou zijn om nu weer de zon in te gaan. ’s Middags werd het bewolkter en besloten we om een mountainbike te huren en een stuk te gaan fietsen. Als Nederlanders zijn we natuurlijk niets gewend, dus het was best zwaar om al die heuvels op te fietsen. Onderweg ging Sanne d’r ketting er ook nog even af, maar dat hadden we gelukkig snel weer gefixt. We hebben het strand waar we gisteren zaten vanaf boven op de berg bewonderd en daarna weer teruggefietst. De terugweg ging gelukkig vooral bergafwaarts.
Op dag 14 vertrokken we vroeg uit Raglan en gingen we op weg naar Mourea. Maar onderweg stopten we nog bij de Waitomo Caves! Daar kon je verschillende tours doen. Wij hadden gekozen voor de Tuma Tuma Toobing, waarbij we gekleed in een wetsuit (heel karwei om zo’n pak aan te krijgen) en een helm de grotten in gingen. De Waitomo Caves staan bekend om de duizenden glow worms: lichtgevende wormpjes, waardoor het net een sterrenhemel lijkt in de grot. Het zijn echter niet de wormpjes die lichtgeven, maar hun poep! Eigenlijk bewonderd iedereen dus wormenpoep. Het was wel waanzinnig mooi en af en toe leek het net in scène gezet. We klauterden door de grot en moesten soms ook een stuk zwemmen. Een paar stukjes dobberden we in een rubberen band, waardoor we uitgebreid konden genieten van de glow worms. Zo’n 2,5 uur later kwamen we bij de uitgang van de grot, en daar stonden we midden in een dichtbegroeid regenwoud. Onwijs mooi!
Nadat we onze wetsuits weer hadden uitgetrokken en even hadden gedoucht, vertrok de bus naar Mourea. Daar hadden we onze eerste ‘cultural experience’ die de busorganisatie waarmee we reizen zo nu en dan organiseert. Deze keer houdt dat in dat we bij een Maorifamilie gaan slapen. We kwamen aan in de ‘Marae’; een ontmoetingshuis van de Maori (daar worden veel huwelijken en begrafenissen gehouden). Iedereen moet zijn schoenen aan doen, want anders breng je de negativiteit van buiten naar binnen. Een Maoriman spreekt ons toe in het Maori: hij heet ons welkom en bedankt iedereen voor zijn/haar aanwezigheid. Zoiets denken we in ieder geval dat hij zei, want we verstonden er natuurlijk niets van. Daarna werd het erg awkward… De Maori groeten elkaar door twee keer met elkaars neuzen tegen elkaar te tikken. Wij moesten dat ook bij IEDEREEN doen (ongeveer dertig mensen). Dat was best ongemakkelijk, want je kwam dus heel dicht met elkaars gezicht bij elkaar. Veel mensen hadden wij nog nooit gezien dus raar was het wel. Maar het was tegelijkertijd wel een goede ijsbreker, want daarna was iedereen gezellig met elkaar aan het praten alsof we elkaar al jaren kenden. De Maorifamilie had ook een heel avondmaal voor ons bereid: geroosterde kip, gebakken groenten, gefrituurde vijgen en heerlijk fruit als toetje.
Na het eten begon de culturele show. De Maori’s gingen in traditionele kleding voor ons dansen en zingen. Super leuk om te zien! De mannen deden de Haka: een dans die vroeger werd gedaan voordat de mannen de strijd aan gingen in de oorlog. Het was heel veel gestamp, geschreeuw en ze staken hun tong vaak uit. De vrouwen deden de Poi: dit betekent letterlijk ‘bal aan een touwtje’, en dat was het dan ook. Maar de vrouwen deden er allerlei ingewikkelde bewegingen mee en slingerden de Poi alle kanten op (zonder iets of iemand te raken uiteraard). Vroeger werd het gebruikt om je handen soepeler te maken zodat je beter kon weven. Na deze show was het tijd voor ons om mee te doen. De mannen leerden de Haka en de vrouwen leerden de Poi. Jemig, wat was dat moeilijk! Ongelooflijk hoe snel die vrouwen zo’n Poi in de rondte slingeren, erbij zingen, dansen en nog lachen ook. Wij hoefden alleen maar een paar simpele bewegingen te doen en zelfs dat ging al fout… Het was een erg leuke ervaring om te doen en we hebben veel gelachen. Na onze optredens gingen we weer naar de Marae, waar we die nacht zouden slapen. Het leek wel een schoolkamp, want we lagen met z’n allen naast elkaar op matrasjes op de grond. Iedereen was doodmoe van de lange dag, dus iedereen viel direct in slaap. Het gesnurk begon meteen, dus wij waren blij met onze oordoppen. Morgen vertrekken we naar Rotorua, wat bekend staat om zijn geisers en stinkende zwavelluchten.