Victoria
Sneeuwstorm in zomerkleding
1
De Middellandse Zee klots koel om mijn enkels. Voor mij ligt één van de kleine strandjes die zo kenmerkend zijn voor de noordkust van Cyprus. Licht schurend zand klontert aan mijn blote voeten als ik het water verlaat. De turquoise zee ligt met een paar stappen al een meter onder mij. Ik kijk niet om, mijn doel ligt hogerop, in de verte.
2
De hoogtemeters verdubbelen snel als ik de trap omhoogloop naar het terras van de strandtent. Snel spoel ik mijn voeten schoon en schiet in mijn slippers als bescherming tegen de scherpe kiezels. In de heiige verte wacht de kilometers lange bergrug geduldig. Haar toppen gehuld in een vlaag wolken die zorgen voor wat verkoeling in de Cypriotische najaarszon.
4
Stoffige en niet bijster interessante meters voeren mij over het parkeerterrein richting de hoger gelegen kustweg. Achteloos wuif ik de dolmuschauffeur weg die verwachtingsvol zijn gas loslaat, hopend op een klant. Vandaag geen 3 lira ritje, vandaag zal mijn tocht alleen zweet kosten. Zweet en, ik ken mezelf, misschien ook nog wat bloed en tranen.
8
Het geroezemoes van beneden sterft weg tussen de boomgaarden die volhangen met citrusvruchten. Wat getoeter en een flard Elvis uit een bar voor bejaarde Engelsen begeleiden mij op dit vlakste deel van mijn route. Jailhouse Rock neuriën verscherpt zich mijn beeld van Pentadyktilos. Ik zie het dorp Lapta gebouwd op de uitlopers. Ik zie wat zigzaggende weggetjes. En vooral zie ik de loodrechte rotswanden op ongeveer de helft van de hoogte.
16
Zachte muzak klinkt over een muurtje, en het gespetter van een zwembad. Roerloos, inspanningsloos liggen de hotelgasten op hun bedjes te bakken in de zon. Straks zal ik mij tussen hen vleien, een verdiende duik zal mijn lichaam koelen. De verleidelijk bedauwde blikjes Efes moeten nog even wachten. Ik wip alleen binnen voor een fles water en mijn wandelschoenen.
32
De weg langs het hotel loopt dood. Een ondoordringbare haag stekelig struikgewas verspert mijn route. Links een stel verlaten roestige kassen. Restanten haveloos gescheurd plastic folie wapperen lijdzaam in het beetje wind. Rechts leidt een gat in de omheining mij naar een braakliggend bouwterrein. Een goot, bedoeld om water naar beneden te transporteren, brengt mij omhoog naar de rand van het dorp.
64
Hier ben ik ver weg van de toeristische kunstmatigheid van beneden. Mooie beelden vangen mijn aandacht. Kinderen op crossfietsjes cirkelen om mij heen. Een grote witte lach in het zwarte gezicht van een automonteur beantwoordt mijn groet. Het dorp ontneemt het zicht op mijn route. De doorgaande parallelle wegen leveren geen hoogtewinst op. Ik zoek de dwarsverbanden. Op de gok zwerf ik door de straatjes en steegjes. Kuitenbijtend steil voeren ze mij langs binnenplaatsen en achtertuinen, telkens een stukje hogerop.
128
Felrood en helderwit steken ze af tegen de groenbeboste hellingen. Twee vlaggen, een Turkse en een Turks-Cypriotische wapperen fier aan hun hoge masten op een vooruitgeschoven heuveltop. Een pad kan ik niet zo snel ontdekken; zigzaggend tussen de rotsen door klauter ik omhoog. Hijgend van de inspanning rust ik kort onder de nationalistische symbolen van dit omstreden gebied. In vale tinten bruin en geel strekt de vlakte zich uit tot de intens blauwe zee.
256
Vanaf de heuveltop plan ik mijn volgende stap. Rechtdoor zal niet gaan, niet zonder bergbeklimmersuitrusting. Links en rechts zie ik uitlopers die beter begaanbaar lijken. Een breed gravelpad linksom leidt mij bovenlangs het dorp. Een heerlijk stuk, de vele dennen filteren het felle zonlicht. Mijn camera maakt overuren bij de prachtige vergezichten. In de diepte torent een oud klooster bovenop een rotspunt als een wachter boven het dorp uit.
512
"Wie het pad verlaat vindt vroeger of later wel een ander, ". Ik besluit deze oude Doppiaanse wijsheid weer eens toe te passen. Losliggende stenen rollen met veel geraas de helling af terwijl mijn voeten steun zoeken op de rotsen. Mijn door de jaren versleten wandelschoenen bewijzen weer hun waarde. Voor het laatst vrees ik, als de zool scheurt onder het geweld.
Glimlachend vind ik het door mijzelf beloofde pad. Steil omhoog volg ik het met geitenkeutels bezaaide weggetje. Een mooi pad, tot de spreuk zijn vervolg krijgt na de komma: ", wat hoogst waarschijnlijk doodloopt.". Een paar meter is hij maar, de rotsformatie die de glooiende helling onderbreekt. Een paar loodrechte meters teveel.
Zweet gutst van mijn lichaam, ik knipper mijn betraand brandende ogen schoon. Ik schiet in de lach als ik mijn door de stekelige Cypriotische natuur getekende benen zie. Bloedrode striemen als van een Goede-Vrijdagprocessieganger bedekken mijn schenen en kuiten. Tijd voor de beloofde duik en een koude bier, een grote.