New South Wales
Cold canyons of Wollemi!
Canyoning? What’s that? Hoor ik mezelf tegen mijn Australische vriend Matt zeggen. Hij kijkt me met één omhoog getrokken wenkbrauw aan.
De enige canyon die ik ken is de Grand Canyon en dat je er een werkwoord van kunt maken wist ik al helemaal niet. Wat het ook is, een uitnodiging van een ‘local’ sla ik uiteraard niet af, dus ik ga mee!
Vanuit Sydney rijden we in een paar uurtjes naar het Wollemi National Park in de Blue Mountains. Dit gebergte bevindt zich ten westen van Sydney en heet zo omdat de eucalyptusbomen het gebied een blauwe gloed geven. Hier bevinden zich een aantal canyons, waaronder Sheep Dip en Rocky Creek, die in elkaar overlopen. Je kunt hier een georganiseerde dagtrip doen, voor een kleine 200 dollar, maar ik heb het geluk dat ik met een voormalig scout ben die het gebied op zijn duimpje kent.
We kamperen op een van de aangewezen kampeerplekken. Er is verder niemand, alleen het geluid van vogels en de overweldigende Australische bush.
De volgende ochtend vertrekken we bepakt en bezakt met een waterproof rugzak, waterproof camera’s, plattegronden van het gebied , eten, water en de nodige overlevingsuitrusting.
Het belooft een warme dag te worden, maar het water in de canyons is een schamele 15 graden dus mijn outfit bestaat uit een dik wetsuit en sportschoenen met hele dikke sokken, een erg charmante look kan ik je vertellen.
Na een kwartier lopen komen we bij het begin van Sheep Dip Canyon aan. Een eerste aanraking met het water vertelt me dat een wetsuit geen overbodige luxe is. Mijn god wat is dat koud!!
De eerste paar honderd meter door de kloof zijn superleuk; stukjes zwemmen door kraakhelder water, klimmen, glijden en springen wisselen elkaar af.
Ik voel me als een klein kind in een speeltuin!
Totdat we bij de eerste serieuze ‘jump’ komen. Ik kijk een meter of vier naar beneden en zie een klein rond poeltje met een diameter van hooguit een meter. Ik kijk hoopvol links en rechts langs de steile rotswanden naar beneden op zoek naar een… trap?? Een touw op zijn minst? Die zijn er uiteraard niet.
Ik draai me om en zeg tegen Matt dat we niet verder kunnen. Jawel, zegt hij, gewoon springen. ‘Gewoon’ springen?! Meteen voltrekt zich een slechte film voor mijn ogen, waarin ik met een dwarslaesie het gebied uit gehelikopterd moet worden omdat ik net met mijn hoofd op dat uitstekende randje terecht ben gekomen. Matt loopt langs me heen, zet een grote stap over de rand en springt als een kaars naar beneden. Verwachtingsvol kijk ik naar het gitzwarte water en vraag me af wat ik in godsnaam moet doen als hij niet meer boven komt. Gelukkig is dat niet het geval. Nu is het mijn beurt, het angstzweet breekt me aan alle kanten uit.
Ik voel me zoals de circusacrobaat uit een computerspelletje van vroeger, die vanaf een hoge duikplank in een kopje met water moet springen.
Ik verman me, zeg tegen mezelf dat ik me niet zo aan moet stellen en spring. Drie seconden later kom ik bijna euforisch boven water. Yes!! Dit was gaaf, ik wil nog een keer! Matt verzekert me dat er nog een aantal van dit soort sprongen gaan komen. En inderdaad, hoewel ze niet met elkaar te vergelijken zijn geven ze allemaal dezelfde adrenalinekick.
We lunchen ergens met de laatste mogelijkheid om in het zonnetje te zitten, want Sheep Dip gaat over in Rocky Creek, een canyon die dieper en daardoor donkerder en kouder is, maar zeker niet minder leuk! Ik kijk om me heen en realiseer me hoe mooi en bijzonder deze plek is, alsof je je in een andere wereld bevindt.
Tegen vier uur begint het wat te rommelen in de verte en besluiten we dat we zo snel mogelijk richting de ‘uitgang’ moeten gaan, want met noodweer wil je hier niet vast komen te zitten. Een canyon kan binnen no-time volstromen met water en daardoor een gevaarlijke plek worden, vooral in combinatie met bliksem. Ik vraag Matt hoe we eruit komen en hij wijst naar een steile, kale rotswand van een meter of 20 hoog. Ik zie dat hij geen grap maakt en voor de zoveelste keer vandaag vervloek ik hem. Het lijkt enger dan het is, zegt hij bagatelliserend. En er zijn best veel goeie hand- en voetgrepen.
Achter ons wordt het onweer en bliksem steeds heviger. Ik besef me dat er geen andere mogelijkheid is om uit de canyon te komen, dus ik besluit niet meer na te denken en ‘gewoon’ te klimmen.
Halverwege de klim wordt het donker en begint het te regenen, de handgrepen worden spekglad. Matt schreeuwt dat ik me goed vast moet houden en vooral niet naar beneden moet kijken, want als ik nu val kom ik lelijk terecht. Dan begint het te hagelen, keihard. Hagelstenen bijna zo groot als pingpongballen komen langs de steile wand naar beneden stuiteren. Ik probeer weg te duiken want ze komen hard aan. Bijna raak ik in paniek, maar ik kan mezelf nog net op tijd tot de orde roepen. Die dure meditatiecursus van vorig jaar werpt eindelijk vruchten af! Ik klim verder, hand voor hand, voet voor voet. Matt moedigt me aan en praat me letterlijk naar boven. Eenmaal boven gekomen ben ik zo blij dat ik er bijna van moet huilen. Een kwartier lang zitten we aan de rand van de canyon te kijken naar het voorbijtrekkende noodweer. Dan trekken de wolken weg en openbaart de diepe kloof zich aan ons. Een fantastisch uitzicht!!
Wat een dag, denk ik, maar wat was het gaaf! Ik zou het zo weer doen:)