Leconfield Jilleroo/Jackeroo School
Leconfield Jilleroo/Jackeroo School
Als cowboy heb je het maar druk. Niet alleen moeten de dieren verzorgd, gevoederd, bij elkaar gedreven, geschoren en eventueel geslacht worden, er moeten hoefijzers onder, oormerken in en brandmerken op, er moet hooi naar de wei gebracht, waterbakken gecontroleerd, hekken gerepareerd, bomen geplant, gebouwen geschilderd, tuig ingevet, tractors volgetankt, hout gehakt, gras gemaaid, gekookt, afgewassen, geveegd en gedweild worden. En daarna begint alles gewoon weer opnieuw.
Ik heb me in het afgelegen plaatsje Tamworth, een aardige 414 kilometer ten noorden van Sydney, een week lang tot een heuse Jillaroo (vrouwelijke cowboy) getransformeerd op de Leconfield ranch van Tim Skerett.
Tijdens het voorstelrondje bleek al dat een groot deel van de groep nog nooit eerder had paardgereden of überhaupt wist hoe een pony of koe er van dichtbij uitzag. We zouden het niet makkelijk krijgen, want de geplande activiteiten waren geen zaken die de gemiddelde Europeaan in het weekend bleek te doen.
Tussen de hoge, groene bergen, zittend om het kampvuur met geleende kaplaarzen en ieder een afzakkende cowboyhoed, zagen we er dan ook een beetje kansloos uit met z'n allen. Een Duitse jongen uit de groep droeg een tweedehands fluwelen ribbroek waar die knullen uit Brokeback Mountain hun hoofd niet eens voor zouden omdraaien. Nee, dit gaat een zware week worden, zag je Tim denken.
Bij het uitdelen van de paarden had ik, vanwege mijn tien jaar rijervaring, een kleine voorsprong op de andere cursisten. Er waren diverse paarden waar kwartjes in moesten voordat ze gingen bewegen, maar ik kreeg een frisse, jonge merrie met een stralend humeur.
De eerste, maarliefst twee uur durende, tocht was voor mij dan ook meteen een doorslaand succes. Achter mij kijkend merkte ik dat sommigen iets minder genoten: er werd druk aan boometende paardenhoofden getrokken, wanhopig (of niet) gekeken bij het afdalen van een lichte helling en één meisje had het zelfs voor elkaar gekregen om na tien meter al haar stijgbeugel inclusief vastzittende laars te verliezen.
Ik mocht erom lachen, vond ik zelf, want ik heb als klein meisje genoeg angstige uren op woeste Shetland pony's doorgebracht. Ik geloof niet dat er de eerste jaren een les voorbij ging dat ik niet gebeten, geschopt, afgeworpen, vertrapt of half ondersteboven hangend ben geëindigd.
Nu kon ik gelukkig wel genieten van de omgeving. Geen bebouwing, geen zendmasten, geen McDonald's, niets. Ja, gras, dat kun je krijgen. Kabbelende riviertjes. En schapen. Heel veel schapen.
Schapen, dames en heren, zijn een verhaal apart. Nou is het natuurlijk niet geheel verwonderlijk te noemen dat als je net even rustig staat te drinken bij de plaatselijke waterplaats en je van achteren wordt verrast door een kudde van twintig lichtelijk opgewonden paarden en dito berijders, dat je dan een beetje schrikt. Maar de hysterische reactie van de ruim vijftig schapen voor ons had niemand kunnen vermoeden.
Alsof we in de aanslag stonden met speren en een al warmgedraaide barbecue, schoten de beesten eerst een halve meter de lucht in, waarna ze – elkaar wild aan de kant duwend – in alle richtingen probeerden weg te rennen. Dat ze daarbij gehinderd zouden worden door elkaar, waterpoelen of meterslange houten hekken, leek in hun vluchtplan niet te zijn opgenomen. Wegwezen.
Met een gekrijs dat een overlevende van nine-eleven de haren op de armen nog rechtop zou doen staan, probeerde de hele massa pre-truien en sokken zich door het idyllische landschap te persen.
Een van de schapen kon het allemaal al vrij snel niet meer aan en rende krijsend en met dichte ogen compleet de verkeerde kant op. Een ander schaap leek een iets minder absoluut gehoor te hebben en knaagde nog een paar seconden rustig door op een pol gras, voordat hij verbaasd opkeek en de Apocalypse om hem heen zag.
Toen de leider van de kudde zich plots bedacht dat hij zich door zo hard mogelijk mee te schreeuwen volgend jaar waarschijnlijk niet meer herkiesbaar maakte, nam hij een moedig besluit. Hij haalde de kopgroep in en sprak de hysterische massa toe. 'Weide-genoten, het is tijd voor verandering. Laten we kalm blijven in deze moeilijke tijd en samen werken aan een oplossing. We gaan niet links, niet rechts, maar rechtdoor het landschap. Vooruit wordt bepaald door welke kant je opkijkt.'
De andere schapen leken even kort te knikken, zichzelf te herpakken en met een teruggevonden kudde-instinct ging daarna de hele groep, hier en daar nog wat na-blatend en verwilderd kijkend, in de richting waarin we ze duwden.
Wij verdeelden ons ondertussen in drie groepen: de ervaren ruiters (die de heuvels op gingen om losgeslagen schapen terug te halen), de iets minder ervaren ruiters (die aan beide zijden van de kudde gingen rijden om te voorkomen dat er nog meer schapen ontsnapten) en de ruiters die al blij waren dat ze gewoon rechtdoor gingen (die achter de schapen aan bleven rijden en door het schreeuwen van 'hé! hé!' of 'ho! ho!' ook het gevoel hadden dat ze een waardevolle bijdrage aan het leveren waren).
De hele karavaan trok zo nog een tijdje door, tot we in de verte de Leconfield boerderij zagen liggen. Opgelucht haalden we adem, we hadden ons eerste avontuur overleefd.
Het werken als cowboy bleek nog niet zo eenvoudig en dit was pas de eerste dag! Gelukkig hebben we nog een week om te wennen aan onze nieuwe baan. Met een beetje geluk wordt het nog wat met ons. Op de schapen hebben we in ieder geval al een onuitwisbare indruk gemaakt.