Australië

Reisgids

Reistips

Nieuws

Beste reistijd

Regio's en steden

Foto's

Praktisch

Australië image

Deel 2 Australië - Wilsons Promontory: De wandeling

Australië
Oceanië
Ellen69

Deel 2 Australië - Wilsons Promontory: De wandeling

Wandelen in Wilsons Promontory 

Deze blog is deel 2 van de beschrijving van mijn rondreis door Australië, die ik met mijn lief maakte van maart tot juli 2019. Onze reis begint medio maart 2019 in Melbourne, en eindigt half juli in Perth. In elk deel van mijn blog neem ik je een stukje mee op onze reis.

Vrijdag 22 maart 2019

De ochtend begint met regen; daar zijn we niet al te blij mee, want vandaag beginnen we aan een meerdaagse track in Wilsons Prom. Als we onze rugzakken hebben gepakt, en hebben ge-“oh!”- en “aah”-t over de zwaarte ervan (mijn lief 19 kilo en ik 15, meer dan eigenlijk goed voor ons is) begeven we ons per auto naar Telegraph Saddle Car park – waar de wandeling naar Little Waterloo Bay begint. Eerlijk, die eerste zes kilometers vallen tegen. Niet zozeer omdat het regent (al zou een zonnetje fijner zijn), maar omdat we over een zandweg lopen waar ook parkwachters met hun auto’s gebruik van maken – een brede zandweg met weinig afwisseling. Dat kan beter. En dat wordt het gelukkig ook, als we na onze lunch (die ik verslind; een verse sandwich met ei van de campingwinkel) een smal wandelpad inslaan. We lopen over los zand, meanderen door de met struikjes begroeide heuvels, afgewisseld door looppaden langs weerszijden begroeid met frisgroene varens, en komen uit bij een kleine baai. De golven slaan in woeste bewegingen neer op het strandje – en de donkere lucht boven ons benadrukt de verlatenheid ervan. Al zittend op het vochtige zand neem ik deze plek in me op. We lopen verder over duinlandschap, terwijl de zon achter het wolkendek de regen inmiddels heeft verjaagd. Voor we het beseffen staan we voor het bord met de eindbestemming van vandaag: Little Waterloo Bay Restcamp. Verspreid tussen de bomen en struiken zien we verschillende kampeerplekjes, allen vrij besloten. Er is niemand anders dan wij. En hoewel ik kan genieten van rust en afzondering, baart dit me toch wel wat zorgen. Als wij hier vannacht de enigen zijn, ver van de bewoonde wereld, voel ik me niet helemaal veilig als de nacht ons omhult met een nietsontziende duisternis. We kiezen een plekje voor onze tent; bij een picknicktafel die wordt omsloten door lage struikjes. Wat een prachtplekje. We zetten koffie, en met de mok in mijn hand geniet ik van de rust van vogeltjes die lijken op musjes, maar wier staartje loodrecht omhoog staat, terwijl ze zich razendsnel voortbewegen als een kruising tussen een muis en een pingpongbal. Ik ben er nog niet achter hoe deze vogeltjes heten – een soort winterkoninkjes? Met het verstrijken van de middag verdwijnen ook mijn zorgen – de campsite wordt langzaam maar zeker gevuld met voornamelijk Australiërs.

Little Waterloo Bay, een kleine baai aan de camping, grenst aan een ondiepe beek die bruingeel kleurt door tannine afkomstig van de theebomen in de regio, zoals in heel Wilsons Prom te zien is. We brengen het laatste uurtje van de dag door op het strand, waar een aantal tieners zich nog waagt in zee.

 

Zaterdag 23 maart

De nacht is rustig verlopen, ik heb goed geslapen. We maken ons klaar voor de tweede hike; die leidt via Refuge Cove Bay naar Sealers Cove, waar we de nacht zullen doorbrengen. De route is zwaarder dan we hadden gehoopt - tegen het einde van de dag voelen we onze energie opraken - door de kilo’s op onze rug, en - tja - ik ben ook geen twintig meer. Maar desondanks is dit vooral genieten. Van de goudgele stranden die we doorkruisen, van de frisgroene regenwouden met varen-bomen, van enorme keien die door hun tapijt van mos zachtgroen oplichten in de eerste zonnestralen van de dag; van de prachtige vergezichten over de Tasmaanse zee; van – ja heus – de warme zonnestralen op ons gezicht. Als we lunchen op Refuge Cove Rest Camp zie ik mijn eerste Australische kangoeroe – een wallaby zit me tussen de struiken te observeren als ik water filter en mijn waterfles vul. Het tweede deel van de hike vandaag is minder pittig, en genietend van het zonnetje dat zich nu zonder haperen laat zien, vervolgen we de prachtige route die leidt door frisgroen regenwoud, over rotsen, langs baaien, tot aan Sealers Cove. En wat een campground is dat!! Met gigantische ronde rotsen en dikke boomstammen als natuurlijke markeringen is het ene plekje nog mooier dan het andere. De zonnestralen verlichten de vederlichte tentjes die er al staan, wat deze schitterende camping een nog vrediger aanblik geeft. Een groep vrolijke scholieren draagt bij aan de prettige sfeer, terwijl wij opnieuw een plekje kiezen bij een grote picknicktafel. Als we ons tentje hebben geïnstalleerd genieten we van de avondzon die de idyllische baai goudgeel kleurt, tot ze achter de horizon verdwijnt – en wij ons avondmaaltje gaan koken. Een possum loert vanuit een boom op de pannenkoeken van onze Australische buren, die het beest met gelach streng toespreken met een “off you go!” als het beest zich te dicht bij hun maaltijd begeeft. Wij gaan moe maar voldaan de nacht in.

 

Zondag 24 maart

Na een goede nacht zonder bijzonderheden beginnen we aan de laatste wandeling - terug naar Telegraph Saddle. Met spijt in mijn hart neem ik afscheid van Sealers Cove. Op onze blote voeten doorkruisen we de inlet (op de grens van het zoute zeewater met het zoete water van de beek) om de wandelroute aan de andere kant van het strand op te kunnen pakken. Met dank aan de scholieren die ons tipten het water niet over te steken door het zoete water van de rivier, omdat bloedzuigers ons te grazen zouden nemen. Aan de overkant van de baai blijven we nog even door de vloedlijn lopen, en strijken we nog een laatste keer neer op het goudgele strand om te genieten van de weidse doorkijk naar de zee, terwijl de ochtendzon onze gezichten doet gloeien. Zucht. Dan toch maar verder. Maar dat is geen straf; deze hike is wederom prachtig. De eerste kilometers lopen we over een houten boardwalk die ons over een moeras leidt waarvan de frisgroene begroeiing ons rustgevend verwelkomt. Na enkele kilometers bereiken we het groene vochtige regenwoud, waar de varen-bomen verkoeling bieden tegen de brandende zon die zich vandaag onophoudelijk laat zien. Tegen een strakblauwe hemel zorgt dit voor een temperatuur die toch zeker tot zo’n 28 graden oploopt. Wat een dag. Wat een wandeling. Wat een plek. Felgekleurde papegaaien vliegen op, en het inmiddels bekende gekibbel van de kookaburra’s streelt onze oren, terwijl ik traag mijn weg naar boven zoek tussen de met mos begroeide boomwortels die soms dienen als traptreden of houvast. Ja, het is vermoeiend – maar tegelijkertijd zo immens mooi. Veel sneller dan ik ergens had gewild bereiken we Telegraph Saddle – waar onze auto op ons staat te wachten.

Omdat de dag zo prachtig is, besluiten we van het mooie weer en onze welverdiende rust te genieten met nog een dag op Tidal River Campsite. Het is windstil, we hebben een heerlijk lome middag en avond.

 

STORM!

Was het stilte voor de storm? Die nacht barst de hel los, terwijl wij in ons tentje verwachten een goede nachtrust te krijgen na de inspanning van de afgelopen dagen. Dat loopt anders. Na een uurtje word ik gewekt door het geraas van de wind tegen ons tentzeil. De wind zwelt aan, de tent lijkt heen en weer te zwenken. Net als ik mijn ogen sluit in een poging te slapen raakt het zeil mijn wang, en ben ik weer klaarwakker. De stokken bewegen van links naar rechts, terwijl ik me afvraag hoe windvast een tentje van nog geen veertig euro eigenlijk is. Wordt het zeil straks meegevoerd door de wind? In gedachten zie ik ons in allerijl redden wat er te redden valt en een schuilplaats zoeken in de veilige beschutting van onze auto. Net als ik mijn ogen weer sluit, gaat buiten de kraan open; de regen valt met bakken uit de lucht – en dus op ons tentje. Daar ontkiemt zich de volgende zorg in mijn brein – hoe waterdicht kan een tentje van nog geen veertig euro zijn? Ik visualiseer hoe het water zich door de poriën van het tentzeil een baan zoekt naar binnen, en neerdaalt op mijn slaapzak – waar ik nat en onderkoeld uit zal kruipen om, precies, beschutting te zoeken in de auto. Waar ik voor vrees, gebeurt echter niet. En net als ik mijn ogen opnieuw sluit voor een nieuwe poging mijn hersenen wat rust te geven, barst de hel los. Bliksemflitsen verlichten ons tentje, gevolgd door donderslagen die pijn doen aan mijn oren. Ik staak mijn poging te slapen en lig ongerust naar de tentstokken te kijken die op en neer zwiepen en desondanks niet ontwortelen. Een inslag vlakbij zet aan tot een nieuwe dimensie in mijn zorgen top-drie; wat nu als een boom vlakbij wordt geraakt door de bliksem dan wel storm, en omvalt – bovenop ons tentje? Geen enkele tent kan  daaraan weerstand bieden, zelfs niet ons supertentje van nog geen veertig euro. Een boom zal ons zeker verpletteren.

Zucht.

De ochtend breekt aan. 

Geen vogel gehoord deze ochtend.

Maar we leven!