Bermudadriehoek in San Francisco
Bermudadriehoek in San Francisco
Bekentenis: ik heb géén oriëntatievermogen. Niet een slecht oriëntatievermogen. Gewoon geen, volledig afwezig. Ik ben het type dat in een stad in Nederland een winkel uitloopt en vrolijk in tegengestelde richting weer terugloopt. Zich ergerend: "Zit hier nou nòg een Kruidvat?".
Niet handig, voor sommigen hilarisch en ik heb me er maar bij neergelegd. Het weerhoudt me gelukkig niet om toch veel te reizen en - toegegeven - als ik alleen ben, let ik net even iets beter op en vind ik uiteindelijk wel mijn weg. Zij het soms via een omweggetje.
Mijn vriend compenseert dit grandioos, hij is een levende kompas. Wat tijdens onze reizen reuzehandig is.
Maar dan moet ik wel altijd naar hem luisteren. En dat zit nou ook niet zo in mijn aard.
Situatie: San Francisco, jetlagged. We wandelden al de hele dag door de stad. De stad die bekend staat om haar steile straten. Dus dat voel je wel in je kuiten.
Op weg naar het hotel, in de metro, ontstond de discussie. We hadden er beiden heel veel woorden voor nodig, maar waar het op neer kwam was dat vriendlief route A met bus 1 voorstelde en ik route B met bus 2. Allebei dachten we dat onze route korter, logischer en dus veel beter was dan die van de ander.
Boven de grond gekomen vormden zich langzaam grimmige wolkjes boven het reislustige stel. Ik beende standvastig mijn route op. Enkele meters verder keek ik nors naast me, klaar om te zeggen "Zie je nou wel".
Maar wat zag ik: geen vriendlief. Ik was inmiddels bovenaan de straat gekomen. Keek de heuvel af, maar hij was nergens te bekennen. Was hij langsgelopen - met zijn zevenmijlslaarzen - boos dat ik gelijk had? Ik liep vertwijfeld door. Stond hij dan al bij de bushalte?
Als een kip zonder kop draaide ik in het rond, stak een straat of twee over en liep weer een stukje terug. Ik wist dat ik in San Francisco was. Meer niet. Geen idee van welke straat ik kwam, waar ik naar toe moest en het allerbelangrijkste: geen idee waar mijn vriend was. Mijn kompas!
Ik had geen tas, geen geld, geen telefoon (naast Kompas is hij ook geregeld de pineut/pakezel).
Paniek en tranen maakten zich bijna van mij meester. Wat moest ik nou? De Gouden Vakantieregel was: terug gaan naar de plek waar je elkaar als laatste gezien hebt. Dat was natuurlijk dat vervloekte metrostation. En die bevond zich ergens in een Bermudadriehoek die ik natuurlijk niet meer terug kon vinden!
Het enige dat ik nog wist te vinden was de halte van bus 2, om zo via route B naar het hotel te komen. Zo gezegd, zo gedaan. Ik wreef een verfrommeld (en verlopen) buskaartje glad en stapte met een pokerface de bus in (terwijl mijn ogen waarschijnlijk op standje 'blinde paniek' stonden).
Tegenover me zat een jongen te spinnen. Ja, je leest het goed: te spinnen. Een bol wol onder zijn arm, een draad hangend aan een tol. Ik dacht dat ik als Alice in een Wonderland terecht was gekomen. De jetlag had zich van mij meester gemaakt, ik droomde en zou dadelijk wakker worden in de metro, met mijn hoofd op de schouder van Mijn Kompas.
Nee. Ik bleef in bus 2, route B. Het hotel kwam in zicht. De man achter de balie keek me vreemd aan toen ik hem mijn verhaal vertelde, maar hij gaf me uiteindelijk toch een extra sleutel van de hotelkamer. Uit de kluis haalde ik de telefoon en belde mijn geliefde Kompas.
De tweede keer nam hij gelukkig op. "Waar ben je?"
Wat bleek: hij was natuurlijk wel gewoon naar de metrohalte terug gelopen toen hij mij niet meer zag. Hij had dit uiteraard blindelings weten te vinden en had daar op een bankje op zijn verdwaalde Alice zitten wachten.
Een kwartiertje later waren we weer samen. De nieuwe Gouden Vakantieregel is nu: ik heb altijd een telefoon bij me (want route B was een prima alternatief!).