Las Vegas
Sin City
De laatste uren van mijn vlucht van Washington naar Las Vegas zijn spectaculair mooi. Het heldere weer geeft een weergaloze blik op wat het voorlopig eindresultaat is van miljoenen jaren natuurlijke evolutie. Vuurrode rotsen, perfect rond of ovaal geslepen door de tijd; verdroogde rivierbeddingen die als de littekens van slecht verzorgde wonden de aardkorst doorkruisen; de eindeloze zandvlakten van de woestijn van Nevada. Vliegen over zuidelijk Amerika is als bladeren door de National Geographic, maar dan driedimensionaal.
Het contrast met de laatste tien minuten van de reis kan niet groter zijn. Wanneer je in de verte eenmaal het silhouet van die meest wonderlijke aller steden ziet opdoemen, ben je in een andere wereld. Het is of deze nederzetting hier bij wijze van flauwe grap door een superieure buitenaardse beschaving uit het niets is neergeplempd. Ziljoenen lichtjes die God-mag-weten-wat verlichten, ontelbare golfbanen met het groenst denkbare gras, de contouren van de eindeloze rij hotels en casino’s die de ruggengraat van deze stad vormen: je hoeft geen groen hart te hebben om getroffen te worden door de onwaarschijnlijke hoeveelheid energie die het moet kosten om de zondige verlangens te bevredigen van de veertig miljoen bezoekers die deze gokoase jaarlijks aandoen.
Eenmaal op de grond, neemt het gevoel in een intergalactische wereld te zijn beland niet af. Reeds voor de douane worden je zintuigen tot het uiterste getergd door het neonlicht en vooral het geluid van de onafzienbare rijen gokautomaten, meterslange reclame-uitingen en tientallen beeldschermen die allen op jouw aandacht uit zijn.
De taxichauffeur – natuurlijk antwoord ik cool “No” op z’n vraag of ik hier voor ’t eerst ben, dat scheelt de helft in de ritprijs, hoewel mijn opengesperde mond hem een ander verhaal verteld moet hebben – brengt me naar een hotel dat niet had misstaan als decor voor Total recall of Star Wars IV.
Ik check in, waarna het me bijna een kwartier kost om mijn kamer te vinden: dit hotel is een stad op zichzelf. In mijn "home away from home", de slogan waarmee tegenwoordig minstens de helft van de Amerikaanse hotels zich afficheert, gun ik m'n zintuigen een halfuur om tot rust te komen. Tijd die ik onder meer gebruik om uit te rekenen dat deze accommodatie inderdaad meer mensen herbergt dan het toch niet piepkleine dorp waar mijn ouders wonen.
Door de jetlag heb ik geen idee van tijd of zelfs maar dagdeel, maar de maag rommelt, en dat betekent dus een hamburger. Daar kunnen zelfs de culinair-delinquenten die de noord-Amerikaanse keukens plegen te bevolken niets aan verprutsen. Volgens de plattegrond die ik op het nachtkastje vind, bevinden de restaurants zich op de eerste verdieping.
In de lift naar beneden kom ik mensen tegen die naar bed gaan, mensen die op weg zijn om te gaan ontbijten, en alles wat daar tussenin zit. Want in Las Vegas draait alles er om, de bezoeker ieder idee van tijd te laten verliezen. Zolang de gast niet zeker weet dat het bedtijd is, zal hij door blijven spelen. En dat betekent extra winst. Je zult om die reden tevergeefs zoeken naar een klok, of zelfs maar een raam dat kan aangeven of het dag of nacht is.
Na een minuut of twintig dwalen door het enorme hotelcomplex, gang in, gang uit, door casino’s en ontbijtzalen, langs souvenirwinkeltjes, kapsalons en meer casino’s, sta ik ineens buiten, in het volle daglicht. De straat is vol restaurants. Een prettig koel briesje verfrist mijn wollige hoofd. Ik kies er eentje waar de Tour de France op televisie te volgen is, want ik mis Europa meer dan ooit. Dankzij de prettige efficiency – dat dan weer wel – van de Amerikaanse horeca, staat er binnen een paar minuten een buitenmodel hamburger en een Budweiser voor me. Voor het eerst sinds mijn entree in deze stad, begin ik te ontspannen. Ik neem de tijd om eens goed om me heen te kijken.
Met een schok kom ik tot de ontdekking dat ik helemaal niet in de buitenlucht ben, ik bevind me nog steeds in het hotel. Het zonnetje blijkt afkomstig van daglichtlampen, subtiel verstopt ergens in het tientallen meters hoge plafond, waarop bovendien bijzonder geloofwaardige schapenwolkjes zijn geschilderd. Het verfrissende briesje blijkt al even artificieel. Welcome in Vegas, zeg ik in gedachten tegen mezelf, en neem een slok bier. Dat worden drie lange dagen.