Op zoek naar de uitgang
Op zoek naar de uitgang
Tegen zes uur ’s avonds rijden we Cheyenne binnen. Cheyenne, de bruisende hoofdstad van Wyoming. Dacht ik. Maar ik zie slechts nat glimmend asfalt, glinsterende koplampen van tegenliggers, zwiepende ruitenwissers, grote onregelmatige druppels op mijn voorruit, zwarte wolken, grijze wolken, donkerwitte wolken. Een triest stadje met wat industrie en een lege hoofdstraat en vooral een heel groot, zeg maar gerust enorm, rangeerterrein waar donkere wagons piepend en krassend onophoudelijk voorbij denderen. Er tegenover ligt ons al even trieste motelletje. Cheyenne in the rain, het overtuigt niet. Evenmin als de Chinees die wij ’s avonds nemen. Ik was gewaarschuwd. Maar ja, eigenwijs....
Van Denver naar South Dakota was ons plan. Van te voren had ik bedacht dat je dan in ieder geval via Cheyenne zou moeten. ‘Cheyenne, ik zou het niet doen’, had een vriendelijke Amerikaan ons die ochtend gezegd, toen we hem desgevraagd informeerden over onze voorgenomen route naar het noorden. De vraag waarom niet, kon ik niet eens stellen. Want omdat ik ook de naam Nebraska had laten vallen, voegde hij er onmiddellijk aan toe: “En Nebraska al helemaal niet. Nebraska, waarom zou je daar heen willen? Niemand gaat vrijwillig naar Nebraska…’. Desondanks zette ik het plan door om niet de doorgaande drukke highways 25 en 90 te nemen, maar een bypass: de 71, die dwars door Nebraska leidde en uiteindelijk ook in South Dakota zou moeten uitkomen. Een rustige route touristique, zo was mijn gedachte. ‘Ik hoop dat je in Nebraska de uitgang weet te vinden’ riep de Amerikaan me hoofdschuddend na.
De volgende ochtend ziet er, zoals zo vaak, heel anders uit. De goederentreinen uit Chicago, op weg naar Californie en Seattle, denderen lustig door. Er schijnt een vriendelijk junizonnetje. Maxima van 25 graden volgens The Weather Channel, met ’s middags kans op thunderstorms. Hij bedoelt gewoon: tornado’s denk ik, want Nebraska is tornadoland. Dat maakt de rit nog interessanter voor mij. De eerste twintig kilometer gaan we nog door de bewoonde wereld. Dan passeren we de staatsgrens: Nebraska, here we come.
Nebraska. Amerikanen gebruiken het alleen, als ze iemand nooit meer willen zien, hem ver weg wensen. Nowhere land, Nergenshuizen. Een verbanningsoord. Ik vind het allemaal wel meevallen. Nebraska heeft op zijn eigen manier schoonheid. Het is leeg, heel leeg. Golvend prairieland, wuivend gras, glooiende akkers, onder een blauwe junilucht, gelardeerd met een fris briesje. Hier en daar een boerderij nog, met de bekende boogvormige daken. Boerderijen zoals ik die voor het eerst in mijn leven zag bij Oma Duck, want die woonde in zo’n barn. Mogelijk woonde ze zelfs in Nebraska en was Duckstad gebaseerd op Cheyenne, denk ik bij mezelf.
Ondertussen geniet ik van ons ritje. Nog steeds zachtjes wiegend gras op de mooie groene prairies met af en toe een boerderijtje bovenop een klein heuveltje, begroeid met gele en paarse bloemen. Soms wat rotsen. Een idyllisch en leeg landschap. The little house on the prairie. Op de een of andere manier fascineert die leegheid me.
We moeten hier nog honderden kilometers door heen. Het ziet er, nu in juni, lieflijk uit, maar ik stel me voor hoe het hier ’s winters is. Snoeiharde en ijskoude poolwinden die - ongehinderd door wat dan ook- vanuit de Noordpool enorme hoeveelheden sneeuw op deze vlakte deponeren. Het waait dan door alles heen. Wat beweegt een mens om hier te gaan wonen? Of te gaan rijden? De weg is kaarsrecht, honderd kilometer, tweehonderd kilometer, geen enkel teken van leven. Hier op de Great Wide Open zijn we voor vierhonderd kilometer alleen.
Nebraska. De titel van een prachtig liedje van Bruce Springsteen. Maar dat gaat, zo weet ik, niet over een lieflijk leeg eindeloos landschap, maar over een killersduo: hij 19 jaar en zij, zijn vriendinnetje, 14 jaar, die zwervend door Nebraska dood en verderf zaaiden. Voorbij Scottsbluff, het enige stadje dat we tegenkomen, gaat het op dezelfde manier verder. Dan ineens splitst de 71. Een vertakking naar links is de 71 verder volgen, volgens Tom Tom en volgens het grote bord langs de kant van de weg. Maar die vertakking is een weg zonder asfalt, een weg van aangestampte klei en zand. Dat kan de 71, waarover we nog tweehonderd kilometer moeten, toch niet zijn? We nemen de rechtertak, dat is tenminste asfalt. On and on gaat het. Er komt geen einde aan. 70 km, 100 km. Geen bord te zien. Heb ik weer. Eigenwijs. Lione vindt het ineens niet zo ontspannen meer. 130 km, 150 km. Niets, helemaal niets. Oglala National Grassland, zegt een bordje. Zelfs het gras hier maken ze tot een soort beschermd park, denk ik. Veel beekjes: de Short Branch Creek, de Cow Creek, en de False Creek. Een creek die zich als creek voordoet, maar eigenlijk stiekem iets anders is?, denk ik.
Toch nog menselijke activiteit, zo blijkt ineens. Ardmore zegt een bordje. Een verzameling half vergane huisjes, schuurtjes en afbrokkelende bouwseltjes. Autowrakken op alle erven en mobile homes die hun beste tijd gehad hebben. Geen mens te zien, alleen vervaarlijk uitziende valse honden. White trash, schiet het door me heen. Veel blanken uit de sociale onderklasse wonen op veraf gelegen plaatsen. Zo veraf mogelijk. Nu snap ik wel waarom. In de States houdt 50 kilometer van een stedelijk gebied de beschaving op, zei een Amerikaan mij ooit eens. Daar wordt eerst geschoten en dan pas gepraat.
Plotseling voel ik me heel even spijtig dat ik deze weg moest rijden. De locals hier zullen ongetwijfeld vinden dat onschuldige burgers hier niet komen. Een kruispunt. Ik geef extra gas, er zal van rechts echt niets komen. Stilstaan is hier geen optie! Even meen ik uit een van de trailers de loop van een geweer te zien, die zich langzaam weer terug trekt. Nu dringt de betekenis van de zin van de Amerikaan tot me door: “Hope you find the way out of Nebraska!”. Hij bedoelde: "alive"....
In de verte zie ik het mooiste bordje dat ik op dit moment kan bedenken: South Dakota welcomes you. And I welcome South Dakota......