Uit het niets
Uit het niets
Tijdens onze reis van de wondere wereld van Las Vegas naar de koele stilte van de Grand Canyon reden we al een uur zonder een andere auto tegen te komen.
Heerlijk.
Die wijdheid, oneindige ruimte. Je voelt bijna de onbegrensde mogelijkheden zoals de pioniers ze destijds moeten hebben gevoeld. Alleen een beetje jammer dat ze hierbij de grenzen van de originele bewoners zijn vergeten.
We keken dan ook even raar op toen we in de verte ineens een truck voor ons zagen rijden. Hij was helemaal volgeladen. En reed lekker op zijn gemak. Waarschijnlijk kwam hij van een van de ranches en reed naar een van de andere ranches.
Mijn vriend remde af. We namen het tempo aan van de trucker. Hoewel we op vakantie waren en de horloges af dan wel overbodig waren, haalde hij hem in. Net op dat moment doemde een snel rijdende tegenligger op. Nu had ik er misschien bij moeten vertellen dat we een automaat hadden gehuurd. En hoewel mijn vriend de auto inmiddels goed onder de knie had, reageert zo’n automaat toch altijd net even anders (lees: trager).
Gevolg: het werd even heel spannend.
Gelukkig ging het allemaal goed. De tegenligger was een beetje boos, de trucker keek even op en ik zat iets bleker dan normaal naast mijn vriend, de normaal altijd zeer betrouwbare chauffeur.
“Ok, dat verdiende niet de schoonheidsprijs.” voelt hij mijn schrik aan.
Nog geen minuut later ziet hij een politieauto in de binnenspiegel. Zwaailicht aan. Ik doe het raam een stukje omlaag. Ja, hoor: sirene aan.
“Die is toch niet voor ons?” probeer ik nog.
We rijden langzaam door, maar de agent blijft achter ons.
“Waarom haalt hij ons nou niet in?” Als ik zenuwachtig word, ga ik veel praten.
Vriendlief kijkt in de binnenspiegel en gebaart met zijn handen dat hij niet weet wat hij moet doen. Hij wijst naar de zijkant en de agent knikt.
“Zeg gewoon dat je niet zo goed met een automaat over weg kunt.” ratel ik door, terwijl mijn partner in crime zijn handen in de ‘tien voor twee’ zet. Achteraf hebben we hier nog enorm om kunnen lachen.
Maar op het moment zelf schieten allerlei scenario’s door ons hoofd, grotendeels gebaseerd op twintig jaar slechte Hollywoodfilms kijken. Ik zie mezelf al zitten. In een cel, in zo’n oranje hansop. Totaal niet mijn kleur.
De agent stelt zich netjes voor en vraagt waar we vandaan komen. De huurauto, onze Europese koppen en weggedrag deden hem waarschijnlijk wel vermoeden dat we geen ‘good ol’ Americans’ waren.
Lief legt uit dat het een foutje was en de auto nog even wennen is. Agent sluit af met een welbekend “Niet meer doen, hè.” en loopt weer naar zijn auto.
“Maar waar kwam hij nou vandaan?”
Dat blijft voor ons voor altijd een onbeantwoorde vraag.