Wil het échte Sint Maarten opstaan?
Ik zal er geen doekjes om winden; mijn eerste indruk van Sint Maarten, met zijn resorts en cruiseschepen, is niet bijster positief. Het sterkt me in mijn missie: meer te weten komen over het échte, Caribische Sint Maarten. Ga ik slagen?
Deel het strand gezellig met de locals (Foto: Columbus © Sylvia
Overkamp)
Ik zal er geen doekjes om winden; mijn eerste indruk van Sint Maarten is niet bijster positief. De resortgasten zijn luidruchtig, de sportpresen- tator op tv blèrt door de bar en de horizon wordt getekend door de masten van gepolijste privéjachten. Ik laat me vertellen dat maar liefst tachtig procent van de toeristen op Sint Maarten uit de US of A komt; het zon-, zee-, alcohol- en goedkope juwelen-soort. Mijn teleurstellende eerste indruk sterkt me in mijn missie: meer te weten komen over het échte, Caribische Sint Maarten van vóór de resorts en cruiseschepen. Ik ben benieuwd of ik ga slagen.
Met de Franse slag
Ons huurautootje krijst van de overtoeren als we bergop Saint-Martin binnenrollen, Frans grondgebied. Huh, Frans?! Sint Maarten was toch van óns! Dat zit zo: in de zeventiende eeuw werd het eiland in tweeën gesplitst. De Nederlanders namen het zuiden (34 km²) en de Fransen het noorden (53 km²). Iedereen blij, want aan beide kanten kwam zout voor en dáár was het de handelsdriftige Europeanen om te doen. De vrede was echter van korte duur. Het eiland zou in zijn geheel nog zestien keer van eigenaar wisselen; Frans, Nederlands, Frans, Nederlands, enzovoort. De huidige tweedeling werd pas in 1817 officieel en is nog goed terug te zien in het straatbeeld. De Franse kant oogt wat lieflijker, wat minder gejaagd, wat Côte d’Azurderiger. Langs de kant van de weg hangt een man verveeld in een plastic stoel achter zijn kraampje. Hij verkoopt hoornschelpen. Zou hij überhaupt weten dat de schelpen niet mee mogen in de bagage van toeristen? We passeren French Quarter, van oudsher het hoofdkwartier van de Fransen, en slaan op goed geluk af van de hoofdweg. Naar de zee. Onze ingeving betaalt zich uit. Le Galion Beach is een dunne strook zand in de vorm van een halvemaan. Vanwege het ondiepe water − loop dertig meter het water in en je zwemkleding is nog steeds niet nat − komen hier veel locals met kinderen. In de curve aan het uiteinde van de baai installeerde de Franse overheid in 2013 een ‘zwembad’, een met vlonders afgezet vierkant in zee, met banen en duikblokken. Doordeweeks krijgen álle schoolkinderen van het Franse deel hier les. Kom hier echter in het weekend en je begeeft je tussen de families met barbecues en geluidssystemen. Als wij een kijkje komen nemen is er net een schoolklasje aan het oefenen op hun duiktechniek. De jongens zien hun kans schoon en sloven zich uit voor de camera. Zwemleraar Ben kijkt het allemaal aan vanaf de zijkant. De geboren Fransman geeft sinds twee jaar les op Saint-Martin. Maar dat is niet zijn enige baantje. In de avonduren treedt hij op als vuurvreter, vertelt hij me tussen neus en lippen door. Hoe het kan dat we maar een enkele toerist zien, vraag ik. ‘O, die liggen een baai verderop, op Orient Beach. Ik verzorg vanavond een vuurshow in de strandtent van het resort. The Americans love it. Komen jullie ook?’ Americans? Nee, dank je Ben, wij slaan over