Twee maanden na de aardbeving in Haiti
Twee maanden na de aardbeving in Haiti
“Haïti sterft niet, maar gaat leven”
5 april 2010 — We hebben ons teruggetrokken in een oase van rust en comfort midden in de smerige, hete en arme stad Port-au-Prince in Haïti. Het Plaza Hotel is een surrealistische plek in een stad als deze. Buiten de dikke muren van het hotel zijn de huizen ingestort en lopen de mensen op blote voeten over het puin. Het is bijna drie maanden na de dramatische aardbeving. In de zinderende hitte werken enkele bouwvakkers aan de opbouw van nieuwe woonhuizen en scholen. Maar verder lijkt het wel of het puin wordt genegeerd. Het leven gaat door, letterlijk óp de puinhopen. De Haïtianen maken er het beste van. Ze kunnen ook niets anders.
Ondertussen liggen hier – op een paar paradijselijke vierkante meters – hulpverleners uit te rusten bij het zwembad. Een groepje Europeanen zit in de airco van het restaurant te vergaderen. Journalisten werken in de schaduw aan hun verhalen. En ook wij zijn druk met de montage van onze reportage voor de uitzending van vanavond.
Cameraman Alexander Koning en ik zijn in Port-au-Prince om een verhaal te maken voor Tweede Paasdag, dik twee maanden na de aardbeving op Haïti, voor het televisieprogramma Netwerk. We zoeken de Nederlandse pater Wim Boksebeld op. Hier wordt hij père Wim genoemd. De 69-jarige priester woont al veertig jaar in Port-au-Prince en werkt voor het project ‘de kleine schooltjes van pater Bohnen’. Verspreid over de stad hebben de Salesianen 190 schooltjes waar 26.000 leerlingen elke dag les krijgen en een warme maaltijd kunnen eten. Het is verschrikkelijk om te zien dat zo´n succesvol onderwijsproject grotendeels verwoest is. Op het terrein waar père Wim woont en werkt zijn gebouwen ingestort en zijn honderden leraren en kinderen omgekomen. Tussen al het puin slaapt Wim in een tentje. Hij is ongeschonden uit een ingestort schoolgebouw gekomen.
Het is een indrukwekkend en bizar land. Er zijn geen andere woorden voor. Want wat kun je zeggen over een land dat zo arm en vies is. De sloppenwijken stralen pure ellende uit. En de puinhopen die er nog steeds liggen, bijna drie maanden na de aardbeving, geven weinig hoop. Kinderen lopen op hun blote voeten over de meest smerige straten. En vanaf zes uur is de hele stad pikkedonker maar gaat het leven gewoon door onder het schijnsel van de volle maan. Het heeft iets mysterieus, maar het lijkt daardoor vooral op één groot ghetto.
Nu profiteren de straatarme Haitianen van de hulp van al die honderden organisaties. Er worden nog steeds tenten, dekens en eten uitgedeeld. Maar als je hier rondrijdt, bekruipt je toch vooral een gevoel van machteloosheid. Hoe moet dat straks als Haïti is vergeten? Dan blijft een land vol hoop achter met lege handen. Want het eten dat hier wordt uitgedeeld komt niet van de plaatselijke markt. De lokale economie wordt niet gestimuleerd. Alles wordt geïmporteerd. Daarnaast wonen ook veel mensen van wie hun huis niet is ingestort in tenten. Ten eerste omdat veel Haïtianen doodsbang zijn geworden voor beton, maar vooral omdat ze op die manier gratis naar de dokter kunnen en eten krijgen. Thuis zouden ze niks hebben. Kortom, de hulporganisaties doen fantastisch werk, maar is het uiteindelijk niet een druppel op een gloeiende plaat wat de toekomst van Haïti betreft?
Tussen al die ellende vind je gelukkig ook kleine oases van hoop. Want als iets de Haïtianen typeert, leer ik in deze paar dagen, is dat ze een ontzettende kracht hebben om alles zo positief mogelijk te bekijken en halen ze ontzettend veel hoop uit hun geloof in God.
Een voorbeeld van zo iemand is de 20-jarige Vladimir Mondésir. Familieleden en vrienden van hem zijn omgekomen tijdens de aardbeving en zijn huis is ingestort. Hij neemt ons mee naar het tentenkamp waar hij sinds twee maanden woont. Met trots laat hij zien hoe de mensen er het beste van proberen te maken en hoe dit tentenkamp in zo’n korte tijd een ware stad is geworden met winkeltjes, kappers, spelende kinderen, vrouwen die de was doen en pedicure-salonnetjes. Het kamp strekt zich uit over enkele kilometers en tussen de tenten zit meestal maar een paar centimeter. We dwalen door de ‘steegjes’ en onderweg horen we zingende kinderstemmen: “Blanco, blanco, blanco.” Het is een groepje kinderen dat ons lachend aankijkt. Als ik niet al rood gekleurd was door de zon, dan was ik het nu. Ik schaam me enigszins voor mijn witte huid. Maar nog meer voor de gigantische apparatuur die we meezeulen. Verder doen de kleine kinderen hier, die bijna allemaal op blote voeten door de troep lopen, je hart smelten. Wat voor toekomst wacht ze?
Dat is ook de vraag die continu in mijn hoofd zit tijdens een interview met een 12-jarige leerlinge van de school van pater Wim Boksebeld. Carine slaapt namelijk sinds de aardbeving samen met haar moeder, broertje en zusje op straat, onder een zeil. Hun huis is ingestort en daarmee zijn ze ook al hun bezittingen kwijt. Ze is gelukkig geen dierbaren verloren maar het is verschrikkelijk om te zien hoe erg ze school en haar klasgenootjes mist, en natuurlijk vooral de warme maaltijden.
Ondanks de miserabele toestand van het land, kan ik me voorstellen dat je kan gaan houden van Haïti. De warmte is aangenaam omdat er altijd een wind waait. Maar het meest aansprekend zijn toch de mensen. Zó vriendelijk. Je kan geen Haïtiaan passeren zonder getrakteerd te worden op een brede oprechte glimlach.
Zo liggen hier de meest hartverscheurende, bizarre en bijzondere verhalen voor het oprapen. En terwijl ik mezelf afvraag hoe het ooit goed komt met dit land, spreekt Wim Boksebeld op Goede Vrijdag hoopvolle woorden uit: “Haïti sterft niet, maar gaat leven.” Het is tekenend voor de Haïtianen want ze proberen hier vooral vooruit te kijken en te geloven dat het goed komt. Maar hoe en wanneer ... ?
De reportage is terug te zien via deze link:
http://www.netwerk.tv/uitzending/2010-04-05/haïti-na-de-aardbeving-de-kruisweg-van-pater-wim