De perfecte truc !
De perfecte truc !
Cuba, 2003
Nadat ik me een aantal dagen prima vermaakt heb in Havana besluit ik om een auto te huren.
Het is mijn bedoeling om de komende 4 weken het eiland van west naar oost te doorkruizen en dan via de noordkust weer terug naar Havana.
Als eerste staat de Vinales vallei op mijn lijstje. Deze vallei ligt op zo’n 180 km afstand van Havana en staat bekend om zijn kalkstenen bergen (mogotes) die bijna loodrecht uit de grond op rijzen, én om zijn vruchtbare grond waarin de beste tabak van de wereld wordt geteeld.
Het is dan ook mijn bedoeling om een tabaksplantage te bezoeken. Hoe en waar weet ik nog niet, maar ik verwacht dat ze me daar wel op weg kunnen helpen.
Havana-stad te verlaten en de juiste weg naar Vinales te vinden is sneller gezegd dan gedaan.
Het is 2003 en Steve Jobs moet de smartphone nog uitvinden. Ik moet het dus doen met een plattegrond uit de Lonely Planet.
En dat is een uitdaging.
De wegen zijn heel slecht en van enige bewegwijzering is al helemaal geen sprake. Het is dubbel opletten dus.
Ik kon toen nog niet weten dat ik 10 later terug zou komen en dat het land in die tijd een metamorfose zou ondergaan; betere wegen, voldoende bewegwijzering en meer private restaurants dan (de verschrikkelijke) staatsrestaurants.
Maar dat terzijde.
Het duurt me dan ook dik 2 uur om de stad uit te komen en de juiste weg naar Vinales te vinden.
Maar eenmaal op de weg naar Vinales is het rijden met twee vingers in mijn neus.
Het is één rechte weg, dubbelbaans, met bijna geen verkeer. Uiteraard hier en daar weer wel een pothole.
Na zo’n 40 km zie ik een auto langs de kant staan. Een prachtmodel, net zoals zoveel andere klassiekers die nog in Cuba rondrijden. Doordat ik teveel gefocussed ben op de auto heb ik te laat in de gaten dat er iemand staat te zwaaien. Het is waarschijnlijk iemand met panne.
Moet ik niet stoppen denk ik nog. Maar voordat ik alles afgewogen heb, ben ik er inmiddels al een ruime afstand voorbij en besluit om dan toch maar door te rijden. Desondanks voel ik me er niet prettig bij. Het gevoel blijft nog een paar minuten knagen.
Gelukkig wordt me 50 km verder de kans gegund om het een en ander recht te zetten.
Wederom een auto met panne. Een oude blauwe Buick uit begin jaren ’50. De motorkap staat open en een oudere man gebaart me om te stoppen.
Hij spreekt echter geen woord Engels.Maar zijn zoontje -ik schat hem 14-15 jaar- die naast hem staat, gelukkig wel.
Gebrekkig Engels weliswaar. Maar toch, we kunnen communiceren.
Hij vraagt of ik hem een lift wil geven naar Pinar del Rio waar hij naar school moet.
Geen probleem, zeg ik. Maar zijn vader dan, vraag ik nog. Moet ik die geen lift geven zodat ie hulp kan halen?
Dat blijkt niet nodig te zijn. Vader gaat de auto ter plekke proberen te repareren.
Even doorrijden naar Pinar del Rio is een kleine moeite. Het is maar 20 km om en het geeft bovendien een goed gevoel. Mijn schuldgevoel van een half uur is eerder is verdwenen.
Onderweg vraagt de jongen waar ik naar toe ga. Ik vertel hem dat ik een aantal dagen in Vinales wil blijven. De vallei verkennen en een tabaksplantage bezoeken.
Op dat moment lichten zijn ogen op. Een tabaksplantage? Ik weet er wel één, zegt ie. Het blijkt dat hij daar na schooltijd een zakcentje bij verdient. En voor US$ 10 wil hij wel een uitgebreide rondleiding geven.
Nou, dat klinkt me als muziek in de oren.
Maar moet jij dan niet naar school, vraag ik nog. Nee, de school kan wachten is zijn antwoord.
En zo loop ik een uur later over de plantage.
Met een perfect Engels sprekende dame die mij rondleidt.
De jongen is -raar genoeg- in geen velden of wegen meer te bekennen.
Ik krijg overal uitvoerig uitleg over. De planten, het drogingsproces, het rollen en het knippen.
Na de rondleiding, die zeker een uur duurde, vraag ik nog voor de zekerheid wat ik moet betalen. Gewoon om te kijken wat het antwoord is.
En inderdaad, het is US$ 10. Dat is de vaste prijs zegt ze.
Er wordt me nog een drankje aangeboden, en op het terras prijs ik me gelukkig dat ik gestopt ben voor die man langs de weg. Als ik dat niet had gedaan, zou ik déze plantage nooit gevonden hebben én dus ook nooit een interessante rondleiding hebben gehad.
Het is me inmiddels wel duidelijk dat deze plantage voor een deel specifiek is ingericht voor het toerisme.
Waarom zou je anders een klein museumpje, winkeltje en een terras hebben?
Al is het me wel een raadsel hoe ze normaal aan toeristen komen, want deze plantage is dus echt never-nooit-niet op eigen gelegenheid te vinden. Laat staan dat je überhaupt weet dat ie bestaat.
Terwijl ik een laatste slok van mijn cola neem, zie ik op het erf een jong stel lopen met een See-Buy-Fly tas van Schiphol.
Mmmm, dat moeten Nederlanders zijn, denk ik nog.
En inderdaad, het blijken Nederlanders te zijn.
Hoe hebben jullie deze plantage in godshemelsnaam kunnen vinden, vraag ik.
Nou, antwoorden ze, wij komen hier eigenlijk bij toeval terecht.
We waren onderweg naar Vinales en zagen een auto met stukken langs de kant staan.
Toen we eenmaal gestopt waren,
vroeg de man of we zijn zoon naar school konden brengen….
Epiloog
Alhoewel het misschien op een fictief verhaal lijkt, is het letterlijk zo gebeurd.
Ik heb het als een perfecte truc ervaren om toeristen binnen te krijgen. Maar zeker geen oplichting. Je krijgt namelijk waar voor je geld.
De foto’s die ik bij deze blog geplaatst heb zijn van mijn 2e reis naar Cuba in 2013. Ik heb toen exact dezelfde plantage bezocht (de naam wist ik namelijk nog).