Potosi
Potosi, bezoek aan de ertsmijn
De bus wiegt ons langs steile bergpassen door een oneindig lijkende woestijn. Igor kijkt op zijn hoogtemeter: "We zitten bijna op 4.000m. Het kan niet ver meer zijn." En inderdaad, bij het afrijden van de zoveelste helling zien we een stad verschijnen aan de horizon. De zachte gloed van de avondval maakt haar nog intrigerender dan ze al is. Potosi heeft de rijkste geschiedenis en de mooiste gebouwen van heel Bolivië, maar hoe is ze kunnen ontstaan in dit dorre en extreem hooggelegen gebied? De enige reden ligt vlak naast de stad; een berg.
De Cerro Rico (Rijke Heuvel) heeft zijn naam gekregen in de 16e eeuw van de Spaanse kolonisten. De berg zat tjokvol goud, tin, lood en vooral zilver. Al deze kostbare ertsen werden naar Spanje verscheept, wat het begin van de Europese kapitalisatie inluidde. De mijnstad zelf werd gevuld met prachtige koloniale gebouwen en was in die tijd belangrijker en groter dan Parijs en Londen.
Maar deze enorme verrijking werd wel heel duur betaald door de indiaanse dwangarbeiders. Verhongering, uitputting, de extreem gevaarlijke werkomstandigheden en de uit Europa meegebrachte ziektes brachten een heuse genocide met zich mee. 3 eeuwen lang werd deze mijn samen met de oorspronkelijke bevolking leeggezogen door Europa.
Hoewel de mijn momenteel op leven na dood is, leeft Potosi nog steeds van de mijnbouw. Maar ook het toerisme wint hier stilaan aan belang. De omgeving op zich is al een bezoek waard. De hoogstgelegen stad ter wereld is omringd door overwegend bruine heuvels met de kleurrijkste tinten; van dieprood tot bijna fluogeel. Een korte busrit brengt je dan weer tot zalige warmwaterbronnen en 's avonds kan je urenlang rondkuieren langs gezellige pleintjes en monumentale gebouwen. Maar de grootste en uniekste bezienswaardigheid is hier wel het bezoek aan de nog steeds actieve mijnen. Ik stond er eerst nogal wantrouwig tegenover: Is het niet te gevaarlijk? Wil ik wel een ramptoerist zijn? Wil ik wel geconfronteerd worden met de ellende van de mijnwerkers? Uiteindelijk halen mijn zin voor avontuur en nieuwsgierigheid de bovenhand.
Schuifelend op mijn achterwerk begeef ik me steeds dieper in de berg. De uitgegraven tunnels worden steeds smaller en steiler. Met elke meter die ik voort kruip, voel ik de temperatuur stijgen. De hete lucht en het rondzwevende stof snijden me de adem af. Ik vraag me af hoe de mijnwerkers in deze omstandigheden zo'n zware arbeid kunnen verrichten. Met zelf gekocht dynamiet breiden ze het gangenstelsel naar eigen goeddunken uit. De lont geeft hen 2 minuten tijd om zich uit de voeten te maken. Elk jaar worden hier arbeiders bedolven onder het puin, wat meestal leidt tot een eeuwig graf.
Daarna wordt er met de hand verder gehakt en gekapt. Slechts enkelingen kunnen zich beter materiaal, zoals een drilboor permitteren. In zakken van zo'n dertig kilogram worden de ontgonnen ertsen door het onstabiele gangenstelsel naar boven gesleept.
In ruil voor wat frisdrank, dynamiet en cocabladeren mogen we wat vragen stellen aan een groepje mijnwerkers. Een vijftal zestienjarige jongens vertelt ons dat ze hier zijn om op korte tijd voldoende geld te verdienen voor hun studies. Velen van hen beginnen met dit idee, maar de meesten geven uiteindelijk het merendeel van hun zuur verdiende loon uit aan alcohol en prostituees, waardoor ze de rest van hun leven in de mijnen zullen slijten. Dit is op zich niet zo'n hele lange tijd, aangezien de gemiddelde levensverwachting amper 45 jaar is.
Trots laten ze hun zakken met kwaliteitszilver zien. Ze zijn gestoten op een waardevolle ader en werken een nachtje door uit vrees dat anders een concurrerend coöperatief met de buit gaat lopen. In de mijnen geldt de wet van de sterkste. Het vinden van een nieuwe ader leidt niet zelden tot onderlinge gevechten en in een extreem geval wordt er zelfs met dynamiet naar elkaar gegooid. Tijdens het gesprek wordt er een fles sterkedrank (95°?) doorgegeven. De meeste mijnwerkers doen de moeite niet om een lunchpakket mee te nemen, maar leven op alcohol en coca.
Na 2 uren rondkruipen in de donkere, hete en stoffige gangen moeten mijn ogen bij het buitenkomen wennen aan het zonlicht. Ik voel me moe, heb pijn bij het ademen en een smerig hoestje. Hoe moeten die mannen zich wel voelen na een dag, jaar of decennium zwaar labeur? Op het busje terug richting stad zijn Igor en ik elk verzonken in onze eigen gedachten. Het bezoek aan de mijnen heeft een diepe indruk nagelaten. Ook het sarcastische afscheidswoord van onze gids en ex-mijnwerker kwam hard aan: "Zo chica's, dat was het dan voor jullie. Neem maar een lekkere warme douche in jullie hotel, daarna een lange siësta en vanavond een grote maaltijd. Dat hebben jullie wel verdiend na zo'n zware voormiddag."
Potosi is prachtig, maar achter haar mooie en kleurrijke barokgevels schuilt een meedogenloze geschiedenis en een triest heden.