Stil, stiller, stilst (Deel 2)
Stil, stiller, stilst (Deel 2)
Vervolg van deel 1
Een uurtje of twee later lijkt de wind wat te gaan liggen. Maar Freddy houdt een slag om de arm. “We lopen naar het begin van de gletsjer, vandaar kijken we verder”, legt hij uit. “Maar de kans is aanwezig dat we ook vannacht op La Playita moeten blijven slapen.” Het blijkt niet nodig te zijn. Want eenmaal bij de gletsjermonding aangekomen lijkt de wind te verdwijnen als de gletsjer voor de zon. Tijd voor een lesje gletsjerwandelen dus. We snoeren onze crampons vast onder onze schoenen en enigszins onwennig zetten we een paar voorzichtige eerste stapjes. Eenmaal gewend aan deze aparte manier van lopen blijkt al snel geen ijshelling meer te stijl. We zijn klaar voor de grote oversteek, besluit Freddy. De tocht voert ons in eerste instantie vooral over gletsjersedimenten en dat blijkt nogal lastig manoeuvreren met de ijsijzers onder. Knarsend schrapen de scherpe punten van onze nieuwe schoenen langs de kiezels. Tegelijkertijd verliezen onze bergschoenen hun stevigheid en dat maakt de wandeling tot een regelrechte aanslag op de enkels. We zijn dan ook blij wanneer het sediment plaats maakt voor wit ijs. En voor blauw ijs, prachtig blauw ijs. Diepe spleten en holen, sommige met water, sommige zonder. Maar allemaal van een magisch blauw, schril afstekend tegen het alles omvattende wit.
We passeren stromen die nog het meest doen denken aan waterglijbanen in tropisch zwemparadijzen en we stappen met het grootste gemak over metersdiepe spleten heen. Om te laten zien, of vooral horen, hoe diep ze eigenlijk zijn, trapt Freddy in enkele spleten een paar grote keien. Een doffe klap enkele seconden later bevestigd ons vermoeden dat een misstap fatale gevolgen kan hebben. Maar de azuurblauwe gloed heeft een betoverende werking op welk gevoel van angst dan ook. Na ruim een uur ijswandelen geeft Freddy ons de opdracht ons harnas aan te trekken. Terwijl wij uitzoeken wat voor en wat achter is, is Freddy druk bezig met het leggen van een aantal lussen in de ‘fixed rope’, die ons ervoor moet behoeden in de donkere diepten te vallen. Een veilige gedachte, want hoewel de gletsjer lijkt over te gaan in een perfecte skipiste, verzekert Freddy ons dat onder die mooie laag sneeuw de meest verraderlijke gleuven wachten op een verkeerde stap van één van ons. Aangesnoerd gaan we op pad.
We lopen eerst nog over stukken ijs, waarvan je als leek zou denken dat ze direct zouden afbreken bij het minste of geringste contact, laat staan wanneer er vijf mensen over heen lopen. Onze gids weet echter waar hij mee bezig is en we volgen hem dan ook trouw, onze ‘levenslijn’ continue op spanning, zodat mocht het mis gaan, we slechts een kleine val maken. Als uiteindelijk de laatste stukken ijs plaats maken voor sneeuw wacht ons een onaangename verrassing. De sneeuw heeft behoorlijk te lijden gehad onder de hoge temperatuur. Wat een aangename wandeling over bevroren sneeuw had kunnen zijn, wordt een martelgang waarbij we met elke stap die we zetten dieper in de sneeuw wegzakken. Voor ons is het uitzicht alleen nog maar wit. Het gebrek aan referentie werkt ietwat ontmoedigend, maar we ploeteren gedwee voort. Na twee zware uren zien we eindelijk rotsformaties opdoemen in de verte. Freddy wijst ons op twee antennes. “Daar staat de hut waar we zullen overnachten.” Dat betekent dat we in al onze ijver inmiddels ook de Argentijns Chileense grens zijn gepasseerd. Geen douanebeambte gezien. Uiteindelijk blijkt het nog een dik uur lopen te zijn, we zakken zelfs nog dieper weg dan eerst, maar ons nieuwe uitzicht heeft ons moraal goed gedaan. Eenmaal aangekomen zien we pas echt goed waar we ons bevinden.
En dat is moeilijk te beschrijven. De hoge ufoachtige wolkformaties, die we kennen uit het dal van El Chalten, zijn ook hier zichtbaar. Maar tegelijkertijd zien we aan de westkant van de ijsvlakte ook laaghangende wolken het plateau opstromen, alsof iemand een onvoorstelbare hoeveelheid warm water over een evenzo onvoorstelbare hoeveelheid droog ijs giet. Dit zicht surrealistisch noemen is haast een understatement voor datgeen moeder natuur ons voorschotelt. En het kan blijkbaar nog mooier. Want naarmate de tijd verstrijkt zien we ook de zon steeds verder weg zakken. We worden getrakteerd op een prachtig kleurenspel, waarbij de wolken boven Fitz Roy en Cerro Torre, iconische toppen in de wereld van de alpinisten, zich hullen in ontelbare kleuren rood.
De volgende ochtend worden we wakker, terwijl we onszelf zien ademen. Het is nog diep onder nul. De refugio mag dan wel beschutting bieden tegen sneeuw en wind, maar de kou wordt allerminst buiten de deur gehouden. Het duurt dan ook even voordat we op temperatuur zijn gekomen. Gek genoeg gebeurt dat eigenlijk pas wanneer we weer buiten de refugio sta. Daar zijn het echter niet de zonnestralen die ons verwarmen, maar de adembenemende uitzichten. De wolken die de avond ervoor nog voor een prachtig kleurenpallet zorgden zijn allemaal verdwenen. De lucht is zo blauw, dat zelfs de schaduw die de bergen aan de oostzijde op de ijsvlakte achterlaten, een blauwe gloed krijgt. Het denken wordt uitgeschakeld en maakt plaats voor een eindeloos genieten. En we kijken met de wetenschap dat elke blik die we nemen voor eeuwig in ons hart en geheugen gegrift zal staan.