Wyoming
Grand Teton National Park
Af en toe komt tijdens een reis de onderwijzeres in mij naar boven. Dan kan ik het niet laten om met allerlei feitjes aan te komen. Het Grand Teton Park roept dat in me op, omdat er zoveel zichtbare bewijzen zijn van de geschiedenis van dit gebied.
Lange tijd werd het gebied van Grand Teton niet bewoond. Pas zo’n 10.000 jaar geleden trokken mensen voor het eerst over de routes die al miljoenen jaren in gebruik waren door migrerende kuddes bizons en herten. Het waren de Paleo indianen die vlak na de laatste ijstijd hier hun zomerkampen plaatsten om te jagen op wild en te zoeken naar eetbare planten en wortels. Men weet nog steeds niet waarom, maar in onze middeleeuwen verdwenen deze stammen.
Later kwamen hier Indianenstammen als de Shoshone, Crow, Gros Ventre en Blackfeet. Maar ook die verbleven hier alleen maar in de zomer.
Pas in het begin van de 19e eeuw kwam er eindelijk permanente bewoning in dit gebied. Van 1820-1840 kwamen veel stropers hier om te jagen op bevers en andere pelsdieren. Bevermutsen waren in de mode en grote maatschappijen stuurden honderden stropers naar de Rocky Mountains, op zoek naar beverrijke gebieden.
De indianen deden mee aan de ruilhandel en zorgden voor paarden en bevoorrading van de stropers. Ze deden zelfs mee aan de stroperij. De beverhoeden raakten echter uit de mode, de vraag naar beverhuiden en andere pelzen werd minder en dus trokken de bewoners weer weg.
Een van die pelsjagers, een fransman, noemde de grillige bergketen tétons, (Frans voor tepels).
De grootste tepel, de Grand Teton is met 4197 meter de hoogste berg van het park.
De homestead act uit 1862 beloofde 160 are grond aan iedereen die beloofde hier minstens vijf jaar het land te bewerken. Boeren trokken naar dit land. Maar het land bleek niet zo vruchtbaar als het leek. Veel boeren werden veehouders en probeerden daarnaast nog wat te verbouwen. Maar het land was niet vruchtbaar genoeg voor verschillende gewassen en de opbrengsten waren vaak te mager voor de handel.
De winters waren zo koud dat het moeilijk was om bevoorrading naar de dorpen te krijgen. Veel paarden voor zwaar bepakte wagens stierven op hun tocht over de pas, voordat ze het Jackson dal bereikten. Toen na de crisis in de dertiger jaren de prijzen voor de gewassen ook nog eens flink daalden, gaven velen het op en verlieten dit gebied.
Slechts enkele jagers bleven achter. Zij hadden ontdekt dat het lucratiever was om als gids te dienen voor rijke toeristen. En zo bleef dit gebied uiteindelijk toch bewoond.
In 1929 werd het berggebied en een groot deel van de onderliggende vallei, de Jackson Hole, tot nationaal park uitgeroepen.
De sporen van de eerdere bewoners geven het Grand Teton park zijn charme. De achtergebleven schuren en stallen van de mormonen zijn heel fotogeniek tegen de achtergrond van de machtige, abrupt uit het vlakke land omhoog rijzende Grand Tetons.
Je kunt hier nog het pondje zien dat de bewoners de mogelijkheid gaf om de wilde Snake rivier over te steken en ook zijn er nog twee mooi houten kapelletjes.
Als je geluk hebt vind je op een wandeling nog een door indianen gemaakte speerpunt en in het museum in het Visitor Center van Moose Junction zie je nog heel veel kleding, gebruiksvoorwerpen en wat werktuigen van de Indianen.
Natuurlijk kun je die geschiedenis ook gewoon negeren. De meren geven het landschap een vriendelijk accent, je kunt een bootje huren om de oevers te verkennen. Daarnaast kun je hier eindeloos wandelen, zelf deden we een trail naar twee meertjes in de uitlopers van de Grand Tetons. We kozen voor een wat drukker bewandelde trail, want al ben ik altijd op zoek naar beren, op een wandeling kom ik ze toch liever niet tegen.