Bij de pier van San Blas
Bij de pier van San Blas
San Blas ligt in het westen van Mexico, in de staat Nayarit, aan de Stille Oceaan. Ik had er nog nooit van gehoord, en ik zou er ook nooit van gehoord hebben als ik er, zoals dat met reizen wel vaker gaat, niet toevallig verzeild raakte. Een tiental kilometers vóór de Stille Oceaan houden de bergen van de Siërra Madre op en laten ruimte voor een vruchtbare kustvlakte waar tabak, citrusvruchten en watermeloenen verbouwd worden. In die vlakte ligt het kleine stadje. San Blas leeft voor een groot deel van de zee. Het toerisme is er bescheiden.
Als ik er op een warme zaterdagmiddag in februari rond loop, doet niets denken aan de belangrijke positie die San Blas tweehonderd jaar geleden innam. De Spanjaarden roofden destijds zo ongeveer alles wat in Midden- en Zuid-Amerika los of vast zat, en vooral in de grond zat, leeg. Zij hadden een plek nodig vanwaar de buit naar een veilige haven vervoerd kon worden. Een veilige haven in Spanje wel te verstaan. San Blas werd hun grote uitvoerhaven. De belangrijkste Spaanse plaats aan de Grote Oceaan. Daar is nu niets meer van te merken. San Blas is een gezapig stadje met twee kerken, een plaza met in het midden een muziekkoepel en een marktje. Aan het einde van de hoofdstraat, die vijfhonderd meter lang is, kom je aan een klein strand. Af en toe rijdt een pick-up voorbij. Een paar oudere mannen zitten in de schaduw op de bankjes op het pleintje. En verder heerst er rust op dit tijdstip van de dag. Kortom, heel gewoon Latijns-Amerikaans.
Even buiten San Blas bevindt zich het nationale park La Tobara, een mangrovegebied. Met een bootje varen we door de verrassend afwisselende wetlands. We zien veel vogels, zoals slangenhalsvogels, reigers en fregatvogels, maar ook schildpadden en krokodillen. Een ontspannen tochtje, dat de moeite waard is. Maar eigenlijk gaat dit verhaal daar niet over.
Ik hoor in San Blas twee opmerkelijke verhalen. Mooie verhalen, vind ik, en mooie verhalen mogen verder verteld worden.
Op een dag in oktober 2005 varen vijf mannen de haven van San Blas uit, westwaarts de zee op. Zij komen die dag niet meer terug, en ook de dagen en weken daarna niet. Ze worden opgegeven, omgekomen op zee is het vermoeden. Na negen maanden duiken zij ineens op bij de Marshall eilanden, ten noordoosten van Papoea Nieuw Guinea, tienduizend kilometer naar het westen. Negen maanden op zee, niet wetend of ze land zullen tegengekomen. Maar in de rotsvaste overtuiging, dat ze - als ze maar weten vol te houden - toch ooit ergens land, of tenminste een eiland, moeten zien.
En dat gebeurt dan ook in augustus 2006. Drie van de vijf mannen hebben het overleefd. Ze hebben veel stormen, soms huizenhoge golven en ontberingen moeten doorstaan, vertelt één van hen later aan de New Yorker, die er een verhaal aan wijdt. Het is een bijzonder verhaal. Soms aten ze slechts twee keer per maand, als ze toevallig een zeevogel, een schildpad of een kleine haai vingen. En verder was het zien te overleven, wachten. Dobberen, zien waar de wind hen zou heenvoeren, wachten op land, wachten op hun redding. Negen maanden lang. Een happy end. De drie mannen werden twee dagen later terug gevlogen naar Mexico, waar ze werden herenigd met hun gezinnen.
Anders verging het Rebeca Mendez Jiménez, ook uit San Blas. Op haar trouwdag, ze had haar bruidsjurk al aan, kreeg ze van haar verloofde - die visser van beroep was - te horen, dat hij van zijn werkgever de opdracht had gekregen om uit te varen. Een snel klusje. Hij zou diezelfde dag nog terugkomen en dan kon de bruiloft beginnen. Hij kwam niet meer terug, die dag niet, de volgende dagen niet en de weken daarna niet. Niemand weet wat er is gebeurd. Hij is simpelweg verdwenen. Rebeca wachtte op hem. Iedere dag stond zij bij de pier, met haar trouwjurk aan, zodat hij haar zou herkennen als hij de haven invoer. Ze hield het tien jaar lang vol. Dag in, dag uit.
Door de bewoners van San Blas werd zij inmiddels La Loca, de gekke, genoemd. Ben je krankzinnig als je tegen beter weten in wacht op je geliefde? Waarschijnlijk wel, dat vond men tenminste in het stadje. Maar Rebeca kon niets anders dan wachten in haar trouwjurk, iedere dag weer, jarenlang. Liefde en hoop maakten haar letterlijk gek. De tijd tussen haar ‘huwelijksdag’ en het einde van haar leven heette voor Rebecan De Hel.
Uiteindelijk gingen er stemmen op in San Blas om haar krankzinnig te laten verklaren en haar te laten opnemen. Dat gebeurde en ze heeft daar gewacht tot haar onvervulde leven haar voor één keer genadig zou zijn en haar zou loslaten, zodat ze voor altijd bevrijd zou zijn. Op 20 september 2012, een half jaar na mijn bezoek aan San Blas, overleed Rebeca, 63 jaar oud. De bekende Mexicaanse popgroep Maná vond in het verhaal van Rebeca de inspiratie voor een prachtig lied: En el muelle de San Blas. Op de pier van San Blas. Een ontroerend lied.
In San Blas zelf is in een straatje een muurschildering van dit verhaal gemaakt. Ik zie op het schilderij de stad, die kleurig ligt in een heuvelachtig landschap. Rechts staat, groter dan je op grond van de verhoudingen zou mogen verwachten, Rebeca. In haar witte jurk, turend over de zee. Het is een verhaal dat moeiteloos in een boek van rasverteller Gabriel Garcia Márquez had kunnen staan. Het is wachten op de verfilming. Rebeca heeft er allemaal geen weet van gehad. Ze zal ook na haar leven voortleven in het liedje van Maná, in de muurschildering en in dit verhaal. Voortleven na een leven, dat voor haar geen leven was. San Blas, Nayarit, Mexico. Mocht de film er komen, dan zullen ook de toeristen wel komen. Voorlopig hebben we het, terwijl ik naar de muurschildering kijk en mijn gedachten bij Rebeca zijn, op deze zaterdagmiddag nog bijna voor ons alleen.