Vamos a la playa.
Vamos a la playa.
Je bent niet in Cuba geweest als je niet in een klassieke Amerikaanse auto hebt gereden. We zijn dan ook erg tevreden als onze taxi naar Trinidad een roze Ford Fairlaine uit 1956 blijkt te zijn. Groot genoeg om een voetbalelftal mee te verplaatsen, ruim genoeg voor onze entourage. De fietsen worden op de imperiaal gebonden, de rode en gele fietstassen krijgen een plek in de kofferbak. Wij nemen plaats op de geplastificeerde blauwe banken, waar we lekker aan blijven plakken.
Autogordels ontbreken, want die bestonden toen nog niet. Onveilig wordt het niet: met het gas volledig ingetrapt halen we net de 90 kilometer per uur. Op de zesbaans snelweg passeren we af en toe een andere rode, blauwe of gele slee. Spannend wordt het pas wanneer de enige ruitenwisser het begeeft als er een tropische regenbui naar beneden komt. Na wat trekken en duwen behoort dit probleem echter tot de verleden tijd. Cuban mechanics houdt het verleden in leven.
Nergens is het Spaanse koloniale verleden van Cuba zo zichtbaar als in Trinidad. Met de inkomsten uit de suiker-boom in de 19e eeuw, werd hier het ene na het andere paleis neergezet in Spaanse koloniale stijl. De oude stad is volledig intact. Iets nieuws is er nooit gekomen, behalve dan de draden voor telefoon en elektriciteit. De Spanjaarden zijn al lang verdwenen. Toeristen zijn er voor in de plaats gekomen. Busladingen vol vergapen zich aan de paleizen, pleinen en kerken. Het lijkt Spanje wel.
Vooral Canadezen en Amerikanen genieten in volle teugen van deze historie zo dicht bij huis. Wij vinden vooral alle gekleurde huizen erg speciaal. De huizen waarvan alle ramen en deuren wagenwijd openstaan. Huizen waarin we soms auto’s geparkeerd zien staan. Huizen waar oma TV zit te kijken met het volume op 180 procent. Waar op straat wordt gehangen door jong en oud.
Ieder huis in de oude stad lijkt wel een hotel of een casa particular. Als je er niet kunt overnachten, dan is het wel een restaurant. Bijna altijd is er pizza, de ene keer beter dan de andere. Wij hebben kreeft ontdekt. Kreeft van de gril, kreeft op pizza, kreeft in de pasta. We laten het allemaal even goed smaken. Een live-band laat nooit lang op zich wachten. Met trommels, sambaballen, een gitaar en een zanger of zangeres klinkt het al snel gezellig. Een enkele keer is er ook echte passie en wordt het bijzonder. Met het ondergaan van de zon verzamelt iedereen zich op de trappen van Plaza Mayor. Genieten van een mojito met de klanken van de Buena Vista Social Club.
We zijn naar Trinidad gekomen om via playas met witte stranden, koraal en een turquoise zee, terug te fietsen naar Varadero. Een eerste dag vol stortregen en hoge golven voorspelt niet veel goeds. We vinden onderdak in een hotel vlak aan zee, waar ’s nachts het noodweer losbarst. Een orkaan komt in de winter nooit voor en een tornado in dit seizoen al helemaal uitzonderlijk. Toch wordt Havana getroffen door precies zo’n storm. In de hele regio daalt de temperatuur met 15-20 graden. Regen komt overal met bakken naar beneden.
In Havana komt een krachtige slurf naar beneden die een spoor van vernieling trekt door de wijk waar wij kort geleden nog verbleven. Er vallen doden en gewonden. Auto’s worden opgetild en met de wielen omhoog weer neergegooid tussen het puin van ingestorte gebouwen. Wij horen dit alles pas veel later en worden ’s ochtends wakker onder een stralend blauwe lucht. Vamos a la playa.
Over een onverharde weg fietsen wij langs de turquoise Caribische Zee. We vinden verborgen baaien met maagdelijk witte stranden. We zwemmen in het kraakheldere zoete water van cenotes en snorkelen in zeewater zo helder dat het wel een vissenkom lijkt. De donkere plekken wijzen op zeegras of koraal. We parkeren onze fietsen tegen een palmboom en duiken zo het warme water in. Het koraal is hier springlevend en heeft alle kleuren van de regenboog. Kleine vissen zijn er in overvloed, de grote ontbreken.
We vinden ons paradijs in een slaperig dorpje aan een zandweg met uitzicht op zee. Er is geen andere toerist te bekennen. Alleen een paar locals die de hele dag met hun hengel of hun snorkel door het dorp paraderen. Denkend aan de vangst die ze vandaag zouden kunnen maken. In dit dorp gebeurt verder vrij weinig. De varkens knorren het ene moment vrolijk langs de waterlijn, het andere moment rennen ze achternagezeten door de hond hard schreeuwend door onze tuin. Dit tot groot lokaal vermaak. Ook hier eten wij elke dag kreeft. Met liefde bereid door Luiz en Danay.
Na het paradijs op aarde volgen een paar toeristische enclaves. Onverwacht zijn ook hier de Cubanen hartelijk en lief. De prijzen zijn hier natuurlijk wel wat hoger. Voor een mojito betalen we misschien twee kwartjes meer, maar de lach van de ober nog steeds eerlijk en oprecht. Cuba is echt niet het makkelijkste land om te wonen en ik zou niet met een Cubaan willen ruilen. Maar ondanks alle tegenslag en de moeite die het een gemiddelde Cubaan moet kosten om te voorzien in het dagelijkse bestaan, houden de Cubanen een rechte rug en staan ze positief in het leven.
Positief en creatief moet je hier ook wel zijn. In een land waar de fiets het voornaamste vervoermiddel is, maar remmen niet zijn te krijgen. Waar je moet remmen met je voeten en dus blij bent dat er zo weinig bergen zijn. In een land waar een auto kan worden gerepareerd met een kapotte slipper en je geen onderdelen hoeft te kopen die toch niet zijn te krijgen. In een land waar meer mensen een machete hebben dan een mobiele telefoon omdat internet schaars is. Met een machete wordt gehakt, gemaaid, gezaagd en worden kokosnoten gespleten. Met een telefoon kan hier alleen worden gebeld. In Cuba rijden bussen naar Klarenbeek en Roermond, de werkelijke bestemming kennen alleen de Cubanen.
Cuba is machtig interessant.