Noord Canada

Reisgids

Beste reistijd

Foto's

Praktisch

Noord Canada image

Noord Canada

Noord Canada
Canada
Saskiahamminga

Reis naar het verre Noorden: Alaska, Yukon en Northwest Territories

Uit het raampje van de ronkende Cessna zien we het natuurgeweld waar we deze lange reis diep in ons hart voor gemaakt hebben; scherp afstekend tegen de strakblauwe hemel schittert het adembenemende poolijs!
Nog geen 5 minuten geleden tuurden we vol verwondering nog over de eindeloze, groene toendra van NorthWest Territories, naar een grizzlybeer die op zijn achterpoten staande de hemel afspeurt, verbaasd over het ronkende monster boven zich.

Na een zeer enerverende tocht met onze camper-truck over de 725 km lange Dempster Highway, zijn we aan het eind van onze rondreis door het prachtige Alaska en Noord-Canada, in Inuvik beland.
Vanuit Inuvik, een Inuit en Gwich’in nederzetting met 3200 inwoners in het uiterste Noorden van Canada, zijn we met een Cessna vertrokken voor een trip naar Tuktoyaktuk (in de volksmond “Tuk”), 150 km noordelijker.
Tuk is in de zomer niet met de auto te bereiken; alleen in de winter kan men de rit van Inuvik naar Tuk over een ijsweg maken.
Het fascinerende poolijs heeft sinds 4 dagen de kust van Tuk verlaten en drijft nu nog net in zicht de Beaufort Zee op.

We vliegen over de beroemde “treeline”; waar van het een op het andere moment geen bomen meer groeien en het landschap verandert in een vlakke toendra bedekt met mos, bevroren meren en lage struikjes. Helaas zien we geen kuddes kariboes of muskusossen, een niet ongewone aanblik in dit verre noorden.
Tuk blijkt een bonte verzameling van houten huizen, welke net als de andere huizen in het gebied van de permafrost, op palen gebouwd zijn. Wanneer men dit niet zou doen zouden deze huizen binnen de kortste keren verzakken.
De kinderen spelen ’s zomers tot diep in de nacht buiten, aangezien het 59 dagen achter elkaar 24-uur per dag licht is!

Tyronne, een Inuit die tot zijn 20e in Tuk heeft gewoond, laat ons zijn dorp zien. Zoals vele Inuit en Gwich’in die we deze week ontmoet hebben is hij eerst wat afstandelijk en lijkt hij onverschillig. Maar als hij merkt dat wij oprecht in hem en zijn land geïnteresseerd zijn komt hij los en vertelt met trots over zijn volk en hun leven. De Inuit hier leven nog steeds van de jacht op kariboes en beluga-walvissen, en bewaren dit vlees in een ondergrondse kelder van zo’n 3 meter diep. De plaatselijke diepvries.

Alcoholisme is hier een enorm probleem, al zien we op straat geen tandloze, wankelende ‘natives’ zoals in Inuvik.
Men hoopt op een opleving van de olie-industrie, wat werk en geld met zich mee zal brengen. Aangezien deze bewoners eigenaar van deze grond zijn, ontvangen zij een % van de omzet verdient met de olie- en gaswinning. De natuur komt hier voor de Inuit in dit geval op een tweede plaats, nu zijn ze nog arm, maar dat kan op korte termijn veranderen! De Gwich’in indianen hebben meer problemen met de op hand zijnde olieboringen. Zij zijn afhankelijk van de jacht op kariboes, terwijl de Inuit boringen in zee tegen willen gaan, zij leven juist van de vis- en walvisvangst.

De volgende morgen vroeg, nog onder de indruk van ons verblijf in Inuvik en uitstapje naar Tuk, beginnen we aan onze rit terug over de Dempster Highway.
De weg lijkt nog slechter dan op de heenweg. Op veel plaatsen langs de Dempster zijn ze aan de weg bezig. Het blijkt dat ze de laatste paar dagen vooral hebben besteed aan het strooien van nieuwe, losse stenen op het wegdek. Op sommige stukken rijden we bijna stapvoets, met kromme tenen en ingehouden adem, om maar te voorkomen dat we een lekke band krijgen. Na een uurtje rijden zien we in de verte een vrachtwagen op ons afkomen, met een behoorlijke snelheid. Snel zetten we de camper zo ver mogelijk in de berm, om opspattende stenen te ontwijken. De truck scheurt langs, de chauffeur zwaait vriendelijk en “pats!”, we hebben een enorme ster in onze voorruit!! Shit! Dit is een van de weinige dingen waar we ons bij de camperverhuur niet tegen konden verzekeren, en we hebben nog wel zo voorzichtig gedaan! Even slikken, even balen, maar dan gaan we vol goede moed weer verder.

Als we zo’n 200 km voor het einde van de Dempster van bestuurder wisselen, en om de camper heenlopen, zien we waar we al zolang bang voor waren…; een lekke band! Wat nu? We staan in de “middle of nowhere”, er is nergens een garage of benzinepomp te bekennen, we hebben de camper van voor tot achter doorzocht, maar hebben geen krik kunnen vinden!
We staren naar de platte band en krijgen van de zenuwen spontaan de slappe lach. Als we staan te overleggen wat we moeten doen en wie er met een eventueel passerende auto mee zal gaan naar de garage aan het einde van de Dempster, komen er 2 pick-up trucks aanrijden. Nadat we ons hand opgestoken hebben stoppen ze direct. Er stappen twee mannen uit, ongeschoren en met vuile houthakkers hemden aan. 2 engeltjes, zo blijkt. Ze werken voor een autoverhuur en rijden de Dempster op en neer om gestrande autohuurders te helpen en op te pikken! Binnen een minuut toveren ze onder onze achterbank de krik vandaan en binnen 15 minuten is onze band verwisseld! Als we de heren duizendmaal bedanken en nogmaals onze excuses aanbieden voor het oponthoud is hun laconieke reactie: “oh, it’s no problem, this happens all the time!” Nu voelen we ons wel een beetje domme toeristen…

Een dag later klinkt uit onze stoffige camper een trotse vreugdekreet: “gehaald!”
We hebben de Dempster getrotseerd; 4 dagen, 2 lekke banden, een enorme ster in onze voorruit, een lynx, wat bevers, vosjes, 2 grizzlyberen, het poolijs, vele nieuwe herinneringen, angstige momenten, onvergetelijke indrukken en foto's later staan we weer aan het beginpunt van deze weg.
Op naar de volgende uitdaging…kunnen we nog noordelijker?

(dit is een deel van het reisverslag dat ik in 2002 heb ingezonden voor een reisverhalenwedstrijd in tijdschrift Voyager. In de editie van febr / maart 2002 is het verslag gepubliceerd, en won ik de 2e prijs)