Een wonder-lijke ontmoeting...
Een wonder-lijke ontmoeting...
'Kunnen we hier omhoog klimmen?' vroeg ik.
'Ja, met gemak,' zei Co en baande zich een weg naar boven.
Ik volgde, mijn voeten zorgvuldig neerzettend op de met losse stenen bedekte helling. Het deed me denken aan een lunaparktrap op de kermis en ik maakte er een spelletje van, zocht met mijn voet stenen die niet wegrolden. Tot mijn ademhaling, snel en hijgend aangaf dat het niet goed ging. Dreigend strekten de bergpieken van de Siërra Nevada zich voor me uit. Plots kon ik niet meer verder: een groot glad rotsblok. Niets om me aan op te trekken en stenen rolde onder mijn voeten vandaan.
Vanochtend had ik ingestemd met een wandeling als we op tijd terug zouden zijn voor een Spaanse lunch. We volgden een riviertje in het mooie Las Alpujarras, een bergachtig gebied in Andalusië aan de zuidflank van de Sierra Nevada.
We liepen door een eucalyptusbos dat een hippiecommune herbergt en kwamen uit in een smal deel van het dal waar het pad ophield. Ik uitte mijn twijfel, maar Co liep over de stenen bedding van het riviertje vrolijk verder.
Toen de kloof begon wist ik dat we terug moesten maar mijn intuïtie werd overstemd door het geluid van vallend water. Een schitterende waterval die in een oneindige stroom naar beneden kletterde. Ik leste mijn dorst.
Na vier uur wandelen beseften we ingesloten te zijn door steile bergwanden. Het dal liep dood. Aan de voet van een helling waarvan de stenen door een lawine naar beneden waren gerold lagen keien als achteloos weggesmeten trofeeën van het noodweer van afgelopen week. Geen zin in een lange wandeling terug zei hij: 'We klimmen hier gewoon omhoog.' Ik hoor het hem nog zeggen. Vooral dat woordje gewoon is me bijgebleven.
Ik opende één oog om de situatie op te nemen. Mijn lunaparktrapje had me veel hoger gebracht dan ik had vermoed. Over mijn schouder heen volgde ik de met stenen bezaaide helling en heel diep beneden me, zowat 50 m lager zag ik het riviertje glinsterend in de zon. Dat betekende dat ik me boven een diepe afgrond bevond, op mijn buik tegen een steile bergwand. Het gaf niets dat ik me niet kon omdraaien want het was beslist geen optie om op mijn billen over de puntige stenen naar beneden te glijden, te steil en te hoog.
Stel je nu voor dat je als een vlieg tegen de wand geplakt ligt. Je kunt geen kant op. Vergeet niet om dit beeld aan te vullen met de grootste folterende paniek van, o-God-ik-ga-vallen-angst die je je kunt voorstellen. Mijn voet gleed langzaam weg. In een reflex greep ik voor houvast naar het eenzame graspolletje dat naast me groeide maar hield het met wortels en al in mijn hand.
Co bevond zich een meter of drie boven me, wilde voorbij de uitstekende rots afdalen om zo bij me uit te komen. Ik kon hem nauwelijks horen boven het geraas van mijn eigen hyperventilerende ademhaling.
' Nú komen,' brulde ik. Mijn voet gleed weg door sijpelend water tussen de grindachtige massa. 'Ik heb geen houvast meer!'
'Goed. Houd vol, ik probeer bij je te komen,' zei hij maar ik hoorde de twijfel in zijn stem. 'Denk je dat je naar opzij kunt stappen?' vroeg hij om me af te leiden.
'Nee, ik glij hier aan alle kanten weg,' riep ik wanhopig met tranen in mijn ogen. Ik kreeg spierpijn in mijn armen en mijn onderrug van het liggen in een houding die de zwaartekracht tartte.
We hadden uren gelopen zonder een sterveling te zien. Met de gedachte dat ik ieder moment naar beneden kon stuiteren en mijn schedel gekraakt zou worden op een van de rotsblokken sloeg ook de paniek toe. Een schrille kreet ontsnapte mijn mond en ik schaam me niet te zeggen dat er dikke tranen over mijn stoffige wangen rolden.
Vlak boven me zag ik wolkenpartijen voorbijglijden maar daarachter was het hemelsblauw. Ik klopte op de hemelpoort omdat die zo heel dichtbij was. Ik hoopte maar dat er iemand thuis was. Ik bad intens: 'Help me alstUblieft!'
Ik bad vol overgave toen een persoon met heldere ogen en lang haar zijn hoofd over de uitstekende rots stak.
'Do you need help?' vroeg hij met een vet Spaans accent. Op mijn benepen 'Yes please,' klom hij op zijn Jezus-nikes als een berggeit naar omlaag, begroette in het voorbijgaan Co en lag even later naast me tegen de bergwand. Beschaafd vroeg hij of hij mijn achterste een duw mocht geven zodat Co, nu vlak boven me, mijn pols kon pakken om mij over het rotsblok heen omhoog te trekken.
Even later stond ik op een voetbreed geitenpad blij en dankbaar te zijn maar betrapte mezelf ook op de gedachte: had God me zijn zoon gestuurd of was dit toeval? Ik keek nog eens omhoog naar de lucht waar tussen de wolken door een zonnestraal haar weg vond.
De jongeman hebben we ondanks de belofte samen een biertje te drinken nergens meer gezien. Hij liep wat sneller dan wij en was bij de volgende bocht verdwenen.
Wat mij betreft was de bebaarde jongeman op Jezus-nikes duidelijk een wonderlijk mysterieus geval.