Spanners zijn een familie van vlinders. Ze worden zo genoemd vanwege de manier van voortbewegen van de rups. Die heeft een duidelijk herkenbare manier van voortbewegen: door het ontbreken van buikpootjes, wordt eerst het achterlichaam tot aan de borst opgetrokken, daarna wordt het voorlichaam vooruit geschoven, zodat de rups zich weer over de volle lengte uitSPANT. Het is net alsof ze een afstand afpassen. Vroeger werden ze daarom ook wel Landmeters genoemd.

Dit is de tot 32 mm grote rups van de Grote wintervlinder. Deze spanrups veroorzaakt dan misschien geen fysieke klachten, maar hij kan danig huishouden in de natuur. De beestjes kunnen bomen namelijk compleet kaalvreten, maar schadelijk voor de gezondheid van mensen zijn ze niet en omdat de vraat vroeg in het jaar plaatsvindt, lopen de bomen hetzelfde jaar nog uit. Voor koolmezen en andere insectenetende vogels zijn de rupsen van wintervlinders enorm belangrijk.

Het bijzondere aan deze nachtvlinder is dat ie in november en december actief is en dan op zoek gaat naar het vleugelloze vrouwtje om die te bevruchten. De eitjes overwinteren in de toppen van de bomen en in april/mei komen de rupsjes uit. Nadat ze zich volgevreten hebben met eiken- of ander loofboomblad, gaan ze naar beneden en verpoppen zich in het strooisel op de grond. In het late najaar verschijnen de vlinders en begint de cyclus weer opnieuw.