De pauw komt oorspronkelijk uit Azië en is meegenomen naar Europa door de handelsreizigers die zaken deden met het Verre Oosten.
Ze leven voornamelijk in de buurt van water.
Deze mannetjespauw zagen we bij het klooster van Sint Naum in Macedonië.

Het mannetje en het vrouwtje hebben beiden een kroontje op hun kop.
Het mannetje heeft een blauw, groen en grijs verenkleed en een grote sleep die uit verlengde staartdekveren bestaat.
De sleep kan rechtop gezet worden om indruk te maken en bestaat uit zo’n 150 veren, geweldig om dit te zien.
Het vrouwtje is bruin/grijs van kleur en is kleiner dan het mannetje.

Bij de Blauwe Pauw zorgt het wijfje alleen voor haar jongen.
Jonge kuikentjes worden met veertjes geboren, niet met dons, zoals veel andere kuikens.
Al snel krijgt de pasgeboren pauw een verenkroontje op zijn kop.
Een sleepstaart krijgen de hanen pas na het derde jaar en deze is volgroeid als hij zes jaar oud is.
Dit weerhoudt de jonge haantjes er niet van om meteen te oefenen met het pronken. Daarbij zetten ze hun korte staartveertjes op.