Voorrang in Orang ?
Voorrang in Orang ?
Eén Indiër peutert wat in een neusgat. Een ander ploft met zijn dikke kont bij mijn echtgenote op schoot. Carina zelf probeert steun te zoeken aan een rail bij de dakrand die gelijk afbreekt. De chauffeur geeft vol gas op een weg waar stapvoets al ver boven de maximum comfortabele snelheid ligt. En ik ? Ik donder alsnog in het gapende gat naast me waar heel vroeger een stuk bank zat en waarvan ik mij had voorgenomen verre van te blijven.
Noem mij masochistisch. Noem mij levensmoe. Of noem mij gewoon gek, maar ik ben dol op het Indiase verkeer. De drukte en het drama. De gekte en het gevaar. En het mooiste: het openbaar vervoer.
Hoeveel mensen passen er in een auto ? Voor de niet Indiagangers, en trouwens ook voor veel die dat wel zijn: Auto is de gangbare term voor de autorickshaw. Het ding wat elders op de wereld bekend staat als de Tuktuk. Hoeveel mensen passen er in een Tempo ? U weet wel : de Matatu, de Opelet, de Col of hoe ze het ook noemen. Dat busje waar wij in het westen van zeggen dat negen passagiers het absolute maximum is. En natuurlijk de gewone bus, ordelijk instappen met je OV-kaart en rustig een plekje zoeken. En als het spits is moet je misschien wel eens staan.
“MELA, MELA, MELAAAH” , “MELA MELA MELAAAH”.
De Auto eigenaren schreeuwen hun kelen schor. Voor de 500-en-nog-watste keer wordt de Joonbeel Mela gehouden. De drie dolle dagen van Jagiroad. Koopjesjagers en koopjesprooi vinden elkaar in een weiland vijf kilometer van de stad. Duizenden mensen moeten vervoerd worden. Duizenden mensen en wij, want wij willen ook naar de Mela.
We zitten klem in het kleine voertuig. De twee peutermeisjes op mijn schoot lachen de pijn in mijn linkerbil probleemloos weg. Hun moeder heeft meer lichamelijk contact met mij dan normaal gesproken getolereerd zou worden door Carina. Maar ja, zij is degene die de Assamese schone met haar bilpartij mijn kant op drukt op het tweepersoons bankje. Het bagagebakje achter ons heeft inmiddels 4 passagiers maar blijkt nog een mandenverkoper op te kunnen nemen. Een mandenverkoper mèt een stapel manden uiteraard.
De chauffeur neemt zijn plek in. Tijd om te vertrekken denk je dan. “MELA, MELA, MELAAAAAH”. Op de treeplanken links en rechts passen ook nog tweemaal 2 man, hangend aan de spiegels, dus daar wachten we nog even op.
Vol is niet altijd vol. En vol kan nog veel voller. Want op de terugweg moeten de koopjes van de dag ook mee. Maar koopjes zijn geen betalende passagiers. Dus lees het voorgaande nog een keer, maar voeg dan hier en daar een 87-delige pannenset in. En wasrekjes voor weinig. En plastic troep uit China die snel kapot gaat maar nu nog blikkerige batterijherrie maakt. En zweet, oud zweet, want okselfris is ver te zoeken op de Mela.
We klotsen in een Tata Nano over terreinwagenpaden. We ontvangen de grootse glimlach ooit van een meisje dat met haar telefoon een foto van ons maakt in de Tempo van Mariani naar Jorhat. Als ook wij onze telefoons pakken gaan alle andere 14 passagiers in het busje los. Tijdens onze rondreis door Assam zijn we er gewend aan geraakt dat mensen ons minstens zo fotografiewaardig vinden als wij hen.
We staren niet begrijpend naar een marktkoopman in Nagaon. Hij maakt ruzie met de busconducteur over de prijs die wij betalen. Wat kan ons het schelen dat we voor een halve euro worden opgelicht ? Pas later leren wij dat de koopman vond dat de busexploitant zo blij moest zijn met westerse klanten dat hij eigenlijk korting had moeten geven.
Ik dwaal af. Terug naar het begin van dit verhaal. Maar niet nadat ik de aandacht weer even afleid. Kent u de film JAWS ? Ik ben geen filmliefhebber maar JAWS ken ik. Of in ieder geval de scène uit JAWS die volgens mij iedereen kent: de grote witte haai die vanuit het niets opduikt. De haai die zijn bek opent en al zijn tanden laat zien. De haai die daarna wegdraait en de kijker aanstarend weer in het niets verdwijnt. Dat beeld, laat dat inwerken voordat u verder leest.
We zijn alleen. Nee we zijn niet alleen, we zijn de enige bezoekers van Orang National Park. Orang is het kleine broertje van Kaziranga N.P. een goed eind stroomopwaarts aan de andere kant van de Brahmaputra. Kaziranga noemen wij het Paradijs. Kaziranga is fantastisch. Een oerwereld waar overstromingen het landschap bepalen. Een oerwereld waar gepantserde neushoorns rondlopen. En indische olifanten en tijgers en al dat andere moois wat schepping of evolutie of puur toeval ons heeft geschonken.
Orang is dus een paradijsje. En waar het echte paradijs langzaam maar zeker verloren dreigt te gaan aan massatoerisme hebben wij dit natuurgebied voor ons alleen. Ons dat zijn chauffeur Daud, forest guard Khalil, onze vriend natuurfotograaf Pralay Lahiry en wij zelf natuurlijk. We hobbelen door het park. De aandacht is aan het verslappen. We zijn met zonsopgang vertrokken en hebben al weer zoveel moois gezien. De kapokbomen staan in een felroodoranje bloei. Zwijnsherten staan onverstoorbaar op de bloemen te kauwen terwijl wij hen van dichtbij observeren. Neushoorns en olifanten hebben keurig geposeerd en ook de vogels staan weer fraai op onze geheugenkaarten. Alleen de tijgers laten hun aanwezigheid slechts blijken door sporen in het zand. De middag nadert en we verwachten geen wildlife meer van dichtbij te zien.
BAM !!
Vanuit het niets duikt hij op. Een Indische neushoorn beukt vol op het linkerportier van onze Gypsy. Khalil grijpt in reflex het oude Lee Enfield geweer wat hij van zijn opa heeft geërfd en stoot het vol in één van de neusgaten van het getergde dier. Pralay die achter hem zit springt met een snelheid die wij na jaren van vriendschap niet van hem verwacht hadden op en beland bij Carina op schoot. Een bankje verder naar achteren laat het gasgeven van Daud mij in het gat naast mij duikelen. Klemzittend tussen de restanten van het bankje en het gewicht van objectief en camera zie ik de grote en scherpe tanden van het dier voor mij verdwijnen in het hoge olifantengras.