Bangalore
Alle zintuigen op scherp bij Russell market
Aarzelend kijken we naar binnen, dalen de treden af. Voetje voor voetje schuifelen we langs scheef opgestapelde dozen, een smal pad overlatend. Een zwarte schim schiet tussen de voeten weg. De ogen moeten wennen aan het gebrek aan licht, hier en daar een felle lamp, verder duisternis. De geur die onze neusharen kriebelt is sterk, zeer sterk, soms té sterk, toch lopen we door, willen de omgeving in ons opnemen, het zien, voelen én ruiken. Een man nadert, de geur van wierook verspreidend, het verdringt de onaangename geuren voor even. Een moment op adem komen, de omgeving laten doordringen.
Ik maak een foto, bots tegen iets op, draai me om, zie een paar spillebenen voorbijgaan, een gebogen rug onder het gewicht van zijn last. Heeft ie me gezien? Snel rent hij door, alleen zijn einddoel voor ogen, met een collega in zijn kielzog. Ongemerkt ben ik een andere richting op geduwd, nieuwsgierig vervolg ik mijn weg. Druk om ons heen kijkend knispert en kraakt het onder de voeten. De contrasten zijn nergens groter dan hier, van afgekeurd en afgedankt op de grond achtergelaten tot dieprood, heldergeel en glanzend groen, sappig, zoet en uitnodigend. Gesorteerd op kleur, vorm of maat, als een schilderij, zonde om aan te tasten. Twee gerimpelde handen bedienen vakkundig het mes om een niet te versmaden stukje aan te bieden. Met gesloten ogen, de omgeving vergetend, sabbel ik het op, goddelijk.
De druppels van onze vingers aflikkend naderen we een volgende explosie van kleur. De handen doen het werk, op routine rijgen ze alles aaneen, aandachtig volg ik de bewegingen. Bijzondere creaties, fijn handwerk, met oog voor detail. Mooie delicate versieringen wachtend op verrijking en opoffering. In gedachten verzonken, struikelend over een jute zak, maak ik een duik naar links, nog maar net de zorgvuldig opgestapelde toren ontwijkend. Ik blijf overeind en tel mijn zegeningen, hier wil je de grond niet met je blote huid beroeren.
De geluiden zwellen aan, de hoeveelheid vliegen neemt toe en de geur kan nóg heftiger. Ze hakken, snijden, scheuren en villen, vol overgave. Met grote ogen van verbazing zien we toe op hun werk. Al kijkend naar de grond ontwijken we grote plassen vocht en rondvliegende spetters, maar het gevaar komt van boven. Grote haken, bungelen heen en weer wachtend op een slachtoffer. Al tuffend komt er een brommer binnen, een grote tas tussen de benen. De haken hebben hun slachtoffers, glimmend en vers.
Het felle licht trekt ons naar buiten, waar schubben liggen te glimmen in het zonlicht, overgoten door water en ijs, bescherming tegen de warmte, het is ongenadig. Onze zorgvuldig drooggehouden voeten moeten eraan geloven. Terwijl er boven onze hoofden, zittend op de dakrand, lantaarnpalen en luifels, wordt gevochten om het beste plekje, wachtend op een kans, zo dicht mogelijk in de buurt van hun prooi. Met tientallen tegelijk, scheren ze rakelings over je hoofd, azen ze op lekkernijen, hangend aan een haak in de gloeiendhete zon. Keer op keer missen ze hun doel, die ene vangst is alle moeite meer dan waard. Nieuwe ladingen blijven komen, om net zo snel weer achter op de brommer naar een volgende bestemming af te reizen.
De straatjes worden steeds smaller, we vallen van de ene verbazing in de andere, als je denkt dat het niet gekker kan, gebeurt het toch. Hoog langs de muren, op de daken, de steegjes nog nauwer makend. Overal onderdelen, niet 2e of 3e, maar 4e, 5e of 6e-hands, alles op de grote hoop, wachtend op een nieuw leven. De huizen zuchten onder de zware last, onherkenbaar gaan ze gebukt onder de handelsdrift van hun bewoners. De één zijn schroot is de ander zijn brood.