West Gambia

Reisgids

Beste reistijd

Foto's

Praktisch

West Gambia image

West Gambia

West Gambia
Gambia
Lione Kolsteren

No problem in the Gambia

We sluiten aan in de korte rij voor de receptiedesk. Ons verblijf in the Gambia zit er op. Uitchecken, de rekening, en dan naar het vliegveld. Er staan twee hotelgasten vóór ons. Dat valt mee, we zijn snel aan de beurt. Denken we.

The Gambia, het kleinste land van het grote continent Afrika. Bijna volledig opgeslokt door grote buur Senegal. Op de landkaart vormt Gambia een vreemde hap in de contouren van Senegal. Een smalle strook die 450 km langs de Gambiarivier Afrika binnen kronkelt. Een vlak land dat voornamelijk verdient aan pinda’s en toerisme. Eén van de armste landen van Afrika. Officieel is bijna iedereen hier werkloos, maar veel mensen proberen in het informele circuit wat bij te beunen.

In het dichtbevolkte uiterste westen heeft zich langs de stranden van de Atlantische Oceaan een bescheiden toeristenindustrie ontwikkeld. Aan de overal rondhangende mannen valt niet te ontkomen. Zet één stap buiten je hotel en de menigte wachtende mannen werpt zich zonder mededogen op je. Deze hangmannen leggen een vasthoudendheid aan de dag, waar een pittbull nog jaloers op zou worden. Je voordoen als de ervaren toerist, die ze heus wel doorheeft, lukt je hier niet. Feilloos pikken ze je er uit. Onwennigheid ruiken ze hier meteen. Acteurs die het tegendeel willen bewijzen vallen genadeloos door de mand.

Ze lopen ongevraagd met je mee naar de supermarkt of restaurant, om na afloop een fooi op te eisen. Ze zijn immers al die tijd met je meegelopen. En time is money. Ze hebben van het eerste te veel en van het laatste helemaal niets. Een ruilhandel tussen die twee (jij onze tijd en wij jouw geld, zonder noemenswaardige tegenprestatie) vindt men een ‘offer that you can’t refuse’.

En verder is het altijd en overal: “No problem in the Gambia”. Wie deze ijzersterke oneliner heeft bedacht weet niemand, maar hij of zij verdient alle hulde. De ultieme oplossing voor ieder probleem: we besluiten dat het probleem gewoon niet bestaat.

De armoe is schrijnend. Elektriciteit hebben de meesten niet. ’s Avonds is het aardedonker op straat. Hobbelige wegen vol kuilen en gaten. Het is voor veel mensen de dag weer zien door te komen. Een leven van wachten, hangen en een paar dollar hopen te scoren. Voor vandaag althans. Het begrip ‘morgen’, daar heeft men hier wel van gehoord, maar het leeft niet zo heel erg.

Ik hoor het verhaal over Het Stoplicht. Een aantal jaren geleden zou het eerste stoplicht geplaatst worden op een kruispunt even buiten Serrekunda. Er was een poging gedaan om er een rotonde bij aan te leggen. Wekenlang, voorafgaande aan deze historische dag, verschenen overal de aankondigingen, met daarop een korte basiscursus: “Hoe te handelen bij een stoplicht”.

Op de dag van ingebruikname blijkt dat de rotonde weliswaar genomen wordt, maar zelden op de juiste manier. Het stoplicht zorgt voor zoveel verwarring (wat was rood ook al weer?), dat er voor het eerst in de geschiedenis van het land serieuze files ontstaan. Sindsdien is het stoplicht meestal buiten dienst.

Het binnenland is onmiskenbaar authentieker en Afrikaanser dan de toeristische kuststrook. We volgen de Gambiarivier die traag, onverstoorbaar en majestueus door het mangrovelandschap naar het oosten stroomt. Stille Afrikaanse dorpjes, waar nog weinig veranderd lijkt te zijn, en een opvallend vriendelijke bevolking. Als wij met de boot aanleggen in Janjanbureh staat bijna het hele dorp op de oever te wachten en naar ons te zwaaien. Zelden zo’n enthousiast en kleurrijk onthaal gekregen. We krijgen een spontaan Beatrix-gevoel. Alleen de vlaggetjes ontbreken. En dat in Janjanbureh, waar door de eeuwen heen miljoenen slaven hebben gewacht op hun overdracht aan gewetenloze blanke handelaren, opeengepropt in kleine slavenhuizen. Je zou weinig vriendelijkheid verwachten, maar niets is minder waar. Het zijn uitermate relaxte dagen.

En na dit alles maken we ons op voor een temperatuurval van 40 graden in enkele uren tijd. Terug naar het winterse Nederland.

De man helemaal vooraan aan de balie windt zich op over zijn telefoonrekening. Hij heeft absoluut niet getelefoneerd! Jawel sir, naar Japan, vannacht, wel vijf gesprekken. De man ontkent nogmaals verontwaardigd. Zorgelijk denk ik wat ons straks te wachten staat. Wordt het bij ons vijf telefoongesprekken naar Mongolië? Transsylvanië, Fiji? Zouden ze dat hier wel kennen eigenlijk?

Het probleem met de vermeende nachtelijke telefoongesprekken wordt, ook na een half uur soebatten, niet opgelost, en boos betaalt de man maar zijn rekening. Dan is meneer vóór mij aan de beurt. Zijn rekening lijkt te kloppen. Het hotel heeft een nieuwe computer, net in bedrijf. Keurig wordt alles opgeteld, BTW er overheen, klaar. 60 euro, plus 15 euro tax. Dan zegt de man: “doe mij nog maar een fles water en zet het meteen op de rekening”. De computer begint weer te ratelen: 60 euro, 15 euro tax, 1 euro voor het water en over het water dan weer de tax van…eh…ratel ratel…15 euro. Dat wordt dan 91 euro meneer.

Hoe meneer vóór ons het ook uitlegt, aan de dienstdoende baliemedewerker, zijn chef, de chef boekhouding, de manager boekhouding, de general manager: ze begrijpen niet waarom de klant zo boos is. Een computer heb je niet voor niets, de computer heeft altijd gelijk.

“15 euro tax over 1 euro water!!! Man, denk na!!” briest de gast. De computer wordt, niet uit overtuiging maar om de gast tegemoet te komen, opgetild en aan alle kanten bekeken. Nee, er valt niets geks te ontdekken. De computer zegt het, hij is gloednieuw, dit klopt gewoon! Het gaat de man niet om het geld, maar om de absurditeit van het geloof in de computerwaarheid.

Gelukkig is er vanuit onze kamer niet met Madagaskar, de Filipijnen of Colombia gebeld. En als onze rekening dit had aangegeven: computers don’t lie. Zo’n kostbare nieuwe investering stelt nooit teleur.

In the Gambia probeert men het de bezoeker naar de zin te maken met comfortabele hotels en razendknappe apparatuur. Nee, problemen hebben ze er gelukkig niet bij. No problem in the Gambia. De bedenker van deze nationale slogan verdient een standbeeld. Bij voorkeur bij Het Stoplicht.