Bull jumping ceremonie
Bull jumping ceremonie
Je rijdt achter Lange Jan aan over een weg met wasbordprofiel. De gids naast je tikt mee op de Ethiopische reggae die je speciaal voor hem hebt opgezet. Gidsen moet je te vriend houden. Na een half uur wijst hij naar links, naar de struiken. Daarin. Je stuurt Landcruiser door een gat in de begroeiing, een pad op dat maar net breed genoeg is. Je verstijft wanneer de doornen piepend krabben aan de lak van je auto. Alsof het je eigen huid is die opengereten wordt.
Je stopt achter de andere Landcruisers die her en der tussen de takken staan. Het zijn er meer dan je verwachtte. The middle of nowhere is soms dichterbij dan je denkt.
‘Neem water mee,’ adviseert je gids, ’en je camera. Volg mij.’
Je loopt achter hem aan, verder het struikgewas in. Vóór hem zie je het hoofd van Jan boven het groen uitsteken, de camera al voor zijn rechteroog.
De verzamelplek is een rivierbedding zonder water. Onder de lage bomen zitten de meisjes te wachten, roodbruin in hun rokken van dierenhuid, de schouders en gevlochten haren ingesmeerd met okerkleurige boter. Metalen banden om hun polsen en hals, bellen onder hun knieën gebonden. Hun shirt is aan de achterkant opgerold tot aan de nek, aan de voorkant tot aan de borsten. Vóór hen, in de zon, zitten de toeristen, op de hurken, klikkende camera’s. De meisjes laten het toe, zijn het gewend, denken misschien aan het geld dat ze straks in de hand geduwd krijgen. Dat hoop je tenminste, dat niet de gidsen alles opstrijken. Je pakt je camera, hurkt, klikt. Je voelt je een voyeur, maar je doet het toch. Jan filmt, slungelt zich in bochten om de toeristen uit beeld te houden.
‘Dit is de man die het gaat doen.’
De gids duwt je naar een jongen in een gestreepte doek. Kaalgeschoren hoofd rondom een borstel van kroeshaar. Een witbruine koeienhuid losjes rond zijn blote borst gedrapeerd, simpele sandalen, geen decoratie. Je geeft hem een hand, wenst hem succes. De jongen knikt afwezig. Je maakt een foto.
Iemand blaast op een hoorn. De meisjes staan op, beginnen te lopen naar de overkant van de rivierbedding. De bellen aan hun benen rinkelen. De klikkende meute volgt. Je vraagt je af of het een toneelstukje is.
Een zanderige open plek is de plaats waar het gaat gebeuren. De gidsen dirigeren de toeristen in een halve cirkel. De meisjes trappelen rondjes in het midden, blazen op een hoorn. De bellen rammelen onophoudelijk.
Er verschijnt een jongen, niet de jongen waar het om gaat, een andere. De meisjes dringen rond hem samen. Een voor een gaan ze voor hem staan, geven hem een lange, buigzame tak. Ze springen voor hem op en neer, smeken hem, buik vooruit, rechterhand in de lucht. De jongen doet waarvoor hij gekomen is, neemt de tak in zijn rechterhand, veegt hem door zijn linker, als om te testen of hij goed is. Dan heft hij de hand met de tak op, het meisje voor hem springt nog steeds, verlangend. De bellen rond haar benen gaan tekeer, het getoeter van de hoorn gaat maar door en dan, als een zweep, zwiept de tak naar beneden, raakt het meisje op de borst, de bovenarm. Het uiteinde zwaait door naar haar rug, klapt tussen haar schouderbladen. Een diepe striem verschijnt, langzaam dringt het bloed door de streep naar buiten. Het meisje geeft geen kik, stopt simpelweg met springen, loopt weg. De jongen laat de tak vallen, onaangedaan, en krijgt onmiddellijk een andere in zijn hand gedrukt. Een nieuw meisje dringt zich op, springt voor hem op en neer, dwingt hem haar te slaan.
Je staat erbij, je ogen wijd open, dan dicht. Als je ze weer opent is het tafereel nog steeds daar. De meute klikt, Jan filmt. Je weet niet wat je moet denken. Hoe ver gaat een meisje voor een paar Birrs? Misschien ben je toch getuige van een werkelijke inwijding.
Het geselen is voorspel, zegt de gids, om geluk af te dwingen. Dat waar het om te doen is begint nu. Er worden stieren bij elkaar gedreven. De meisjes dansen opnieuw een rondje, nu om het vee. Je ziet de open wonden op hun rug. De jongen met de borstel op het hoofd kijkt toe, spanning in zijn ogen. Zijn vrienden gaan om hem heen staan, doen een ritueel met takken en acht ijzeren ringen. Jij, sterveling, kunt niks zien, maar Lange Jan zweeft er met zijn camera boven, filmt het geheel vanuit vogelperspectief. Een van de toeristen stuurt hem woedend weg, wil hem niet in zijn foto.
Als de vrienden uit elkaar gaan, laat de jongen met de borstel op het hoofd de doek van zich afglijden. Naakt kijkt hij naar de stieren die nu dwars opgesteld naast elkaar in een rij voor hem staan.
‘Let op!’ sist de gids in je oor.
Zonder aankondiging neemt de jongen een aanloop, springt op de eerste stier, stapt dan door naar de rug van de volgende en loopt zo over de hele rij. Na de laatste keert hij om en doet de truc nog eens. Zes maal in totaal trotseert hij de stieren. Een aarzelend geklap van de toeristen. Iemand roept bravo.
Op de terugweg loop je tussen de meisjes. Je ruikt de boter in hun haren. De jongen met de borstel op het hoofd loopt voor je, alleen. Je hebt geen idee waar je nou eigenlijk getuige van was, maar je vreest dat ook jij er littekens aan overhoudt.
Bij de auto’s tref je Jan. ‘Het staat erop,’ zegt hij.
(Meer reisverslagen op www.zoverenverder.com)