Bellen met Maria
Bellen met Maria
Onze huurauto puft en steunt zijn weg naar boven. Na elke bocht moet ik weer terug naar de eerste versnelling om te voorkomen dat we achteruit de berg afrollen. We kunnen onze eindbestemming al zien liggen, maar de aandacht is nog even voor de wilde paarden die voor ons uit langzaam de berm inlopen. Nog even en dan zijn we in Germil. En dan wacht ons een nieuwe uitdaging; het vinden van het door ons geboekte huisje.
“Als je aankomt, moet je even bellen naar Maria, de eigenaar. Dan kun je even wachten bij het café en wordt je opgehaald. Ik bel wel even om te zeggen dat jullie rond vier uur aankomen.”, aldus de aardige dame van de lokale VVV in niet helemaal vloeiend Engels een paar dagen eerder.
Met deze aanwijzing in gedachten en de brief met de bevestiging in de hand rijden we Germil binnen…en weer uit. Voordat we het weten zijn we de nog geen 25 huizen van dit bergdorp al weer gepasseerd. Ik zie stenen huisjes in de achteruitkijk spiegel en de nog verder klimmende lege weg voor ons. “Heb jij een café gezien?”, vraag ik V. nog voor de zekerheid. Haar antwoord is ontkennend. Dus er zit niks anders op dan te keren. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan op deze smalle bergoplopende weg. Maar na een paar keer steken, lukt het me om weer terug het dorp in te sturen. Iets langzamer dan de eerste keer en in opperste concentratie om of het café of ons huisje te spotten. Op een wat breder stukje weg besluiten we maar even te parkeren om te voet verder te gaan. De straatjes zijn erg nauw en ook erg leeg. Even krijgen we de indruk dat we in een spookstadje te zijn. Dat gevoel wordt sterker als onze telefoon geen bereik blijkt te hebben. Bellen met Maria gaat dus niet lukken. Dan maar op zoek naar het café.
Gelukkig heeft het dorp maar twee straten, dus duurt het niet lang voordat mijn oog valt op een ‘Super Bock’ uithangbordje. Deze verwijzing naar een Portugees biermerk kan alleen maar betekenen dat we het café hebben bereikt. Kunnen we daar naar Maria vragen. We kijken door de deur naar binnen. Achter de bar een vrouw, die eigenlijk het best te omschrijven is als ‘struise dame’. Voor de bar staat een man in overal, bedekt met verf een biertje te drinken. Hij zal wel bij de ladder horen, die de ingang half blokkeert. Hij is druk in gesprek met een jongere man, die er wat onguur uitziet. Ongeschoren gezicht, trainingsjack, vuile spijkerbroek en modderige kistjes en een snel leger wordend bierglas doen ons besluiten toch nog maar even een belpoging te wagen. Maar ook hier, in de deuropening van het café, hetzelfde resultaat; geen bereik.
Dus toch maar naar binnen. De drie personen binnen doen gewoon hun ding. Ze lijken zich in ieder geval niets aan te trekken van onze binnenkomst. Mijn voorzichtige ‘ola’ beantwoorden ze met een klink en een onduidelijke grom. Even ben ik uit het veld geslagen. Eigenlijk verwacht ik wel een soort van herkenning; twee personen, duidelijk niet uit de buurt, niet helemaal wetend wat te moeten doen, de taal niet sprekend met een briefje in de hand en een vragende blik. Wat anders kunnen we zijn dan toeristen die duidelijk naar iets op zoek zijn.
Die conclusie delen de drie duidelijk niet. De discussie tussen de mannen gaat verder, de vrouw poetst vrolijk verder. Om de impasse te doorbreken stamel ik voorzicht dat we op zoek zijn naar Maria. Ik laat mijn Spaans zo Portugees mogelijk klinken om de kans op succes te vergoten. Het lijkt te helpen. De vrouw kijkt op en bevestigt dat zij Maria is. Ze moet de opluchting op onze gezichten kunnen zien, maar daar geeft ze verder geen betekenis aan. Ze poetst rustig verder. Opnieuw moet ik mijn verwachtingspatroon bijstellen. De combinatie twee personen, duidelijk niet uit de buurt, niet helemaal wetend wat te moeten doen, de taal niet sprekend met een briefje in de hand en een vragend naar haar, Maria de eigenaresse van het door ons gehuurde huisje, maakt nog steeds niet de klik dat wij wellicht, misschien, eventueel haar gasten zouden kunnen zijn.
Opnieuw proberen dus. Bij het woord ‘casa’ valt het kwartje. Ze reageert enthousiast, heet ons welkom en geeft aanwijzingen aan het ‘ongure type’ om ons naar ons huisje te begeleiden. Tenminste daar lijkt het op. We kunnen de stortvloed aan Portugese woorden, verrast door de contrasterende stilte van enkele momenten daarvoor, alleen maar interpreteren. Het ‘ongure type’ drinkt snel zijn nieuwe glas bier leeg en wenkt ons mee naar buiten. In hoog tempo lopen we door de straat. Bij een boerderij, met boven de deur het jaartal 1641, stoppen we. De man, die er in het daglicht al een stuk beter uitziet, opent een deur en heet ons welkom. Opnieuw proberen we alles wat hij zegt een beetje interpreteren, want ook praat razendsnel Portugees. Tot zijn teleurstelling spreken wij geen Frans en tot onze teleurstelling spreekt hij geen Spaans of Engels. Daardoor gaat het meeste wat hij zegt tijdens de uitgebreide rondleiding door ons knusse boerderijtje verloren. Wij denken dat we het belangrijkste wel hebben verstaan en hij denkt dat wij het meeste van zijn uitleg wel hebben begrepen. Hij neemt in ieder geval de tijd om alle kastjes, lades en elektronische apparaten te laten zien. Pas als hij overtuigd is dat we alles kunnen vinden neemt hij afscheid.
Voor ons de gelegenheid om even op adem te komen. Hier zitten we dan in een oude boerderij in Germil. Een dorpje in de bergen van Noord-Portugal met bijna 25 huizen en nog geen 50 inwoners. Ons thuis voor de komende vier dagen. “Zullen we naar het café gaan?”, stel ik voor?