Homesick Blues (Lissabon - IJmuiden)
Homesick Blues (Lissabon - IJmuiden)
Na twee maanden varen - een rondje door de Middellandse Zee - ben ik weer thuis. Via Monaco, Corsica, Genua, Napels, Valencia, Mallorca, Ibiza, Formentera en Lissabon uiteindelijk weer terug in zomers Groningen. Alsof het niets was, zo zijn de dagen en de zeemijlen voorbijgedreven.
Het was een prachtige reis langs gezellige feestjes, goede gesprekken, mooi weer, goede boeken, bijzondere steden, en met uiteindelijk ook nog mooi zeilweer. Maar: het begin van het pad terug naar huis begint zoals gezegd in de Portugese hoofdstad Lissabon, waar ik op een mooie zonnige zaterdag een hele dag vrij ben, en van mijn eigen vrijheid en van deze prachtige stad kan genieten.
's Middags struin ik op mijn gemak door de nauwe straatjes van deze wonderstad. Ondanks dat ik tot achter mijn oren verliefd op deze stad ben, voel ik niet de behoefte om de hele stad uit te spitten. Ik besluit het andersom te doen, en de stad aan mij voorbij te laten gaan.
Op een bankje zit ik wat te lezen, en terwijl de stad leeft vervormt ze langzaam de zinnen in mijn exemplaar van Herman Hesse's Demian tot beelden. Het lawaai van Praça Dom Pedro IV, de lauwe wind, enkele dromerige woorden Portugees - bonita, amor, imagina - opgepikt in het voorbij gaan, een vlucht vogels; allemaal nestelen ze zich door Hesse's woorden in mijn hoofd, voorbij de herinnering tot aan de diepste ervaring.
Dit is mijn Lissabon.
Uiteindelijk kom ik 's avonds Michel - een collega - tegen, en samen beleven we een gezellige avond in een leuke uitgaanswijk. Het wordt een interessante avond vol nieuwe experimenten die uitnodigen tot herhaling.
Onder zeil verlaten we de volgende dag Lissabon, de Taag nog een eindje met ons mee drijvend, totdat de oceaan langzaam de bruine stroom diepblauw kleurt, daarmee haar einde verraadt, en wij de zeilen weer kunnen weghalen: de Portugese Noord zou ons simpelweg te ver de Atlantische Oceaan opblazen, terwijl wij juist noordelijk moeten.
De felle noordelijke tegenwind brengt motoren (onder collega's: de brommer) en stampen, maar na twee dagen bereiken we gelukkig al Cap Finistere, de meest noord-westelijke punt van Spanje. Hier begint de Golf van Biskaje, waar we eindelijk kunnen afvallen en scherp aan de wind koers kunnen zetten richting het Franse Bretagne.
Eén keer eerder stak ik haar al over, toen in tegenovergestelde richting, in de omstandigheden van een afzwakkende orkaan. Ze is ons nu vriendelijker gezind, en onder een kleine 40 knopen wind steken we Biskaje in een kleine drie dagen over, zonder veel te hoeven manoeuvreren.
Ik geniet als ik tijdens één van de zeilwachten in weer en wind een paar uur achter het roer mag staan. Terwijl de rest van de wacht druk bezig is de ideale trim van de zeilen te vinden, stuur ik het schip door de hoge golven en de harde wind. Het blijft een machtig gevoel een schip van deze proporties te besturen en te merken dat het naar jouw subtiele stuurbewegingen luistert.
Af en toe zwemmen dolfijnen mee, die onze hoge snelheden het mooist vinden. Het is verbazingwekkend om te zien hoe snel deze dieren kunnen zwemmen - ze halen ons in, springen op, en zwemmen uiteindelijk naar de plek waar onze boeg door de oceaan snijdt. Ze spelen met het schip lijkt het, en af en toe als ze om hoog kijken is het alsof hun oog zich op ons richt.
Zouden ze ons zien kijken? Zouden ze zich bewust zijn van onze aanwezigheid?
's Nachts zeilt het schip de sterrenhemel in tweeën. De aantallen vallende sterren die ik deze periode zie zijn niet meer op twee handen te tellen, maar vooral de oneindigheid van de sterren en de planeten is overweldigend; dit firmament gaat voorbij aan tijd
Een gekmakend en tegelijkertijd ook een relativerend en verlichtend idee: slechts een stipje zijn wij in deze onmetelijkheid.
De rest van de reis brengt weinig spannends, maar toch: als we op een avond heftig rollen, het schip kraakt en thuis steeds dichterbij komt, draagt Slauerhoff's verhaal Larrios me in mijn korte rust dichtbij haar.
Gelaten vervult Larrios me met verlangen.
"Larrios, waarom moest ik je telkens weer vinden waar ik je toch iedere keer reddelozer verloor? (…) Was het telkens toeval? Welke boosaardige voorzienigheid deed mij je anders vier maal in de vreemdste omstandigheden vinden en bijna terstond weer verliezen?"
Het is alsof ik me die nacht in dat land, in die onmetelijke oceaan onder een oneindige sterrenhemel, met haar samen voel.
Via Isle of Wight gaat het vooral voor de wind, door het Kanaal richting de Nederlandse kust. Voor de wind betekent rollen en op een druilerige zondagmiddag varen we uiteindelijk langs enorme windmolen parken gedwee IJmuiden binnen.
Zo ben je in zonnig Lissabon, en zo sta je 10 dagen later en honderden zeemijlen verder weer in regenachtig Nederland.
En nu?
Ik ontkom er niet aan: rusten, rusten en nog eens rusten, want het was bijtijds een vermoeiende periode, maar toch ook één van de leukste tot nu toe. In mijn geval betekent rust vooral veel lezen, sporten, muziek luisteren, en weer echt in Groningen zijn.
Thuiszijn betekent ook schrijven. Belofte maakt immers schuld. Werken aan de novelle in wording. Een idee over de macht van de verbeelding uitwerken. En: kritisch nadenken over mijn toekomstplannen.
Is het varen een façade? Een camouflage voor andere verlangens? Een vlucht misschien? Of lijd ik simpelweg de homesick blues?
Eenmaal thuis mis ik het thuis-zijn nog het meest. Steeds meer kom ik er achter dat het echte leven zich ook hier af speelt - hier, los van de wanden en verstagingen van een schip, waar ideeën vrij kunnen bewegen, en hier, waar vrienden zijn.
Roept de zee mij en mijn onrust binnenkort weer, of moet ik misschien eens ontrouw plegen aan het door mijzelf opgeroepen zelfbeeld?
Hoe dan ook.
Zes weken Groningen. Onder vrienden, los van het schip, opzoek naar mijn eigen ritueel.