Doe mij maar een broodje lynx!
Doe mij maar een broodje lynx!
De man maakt het stuur aan de haak vast. “Als je straks boven bent, haak je op het juiste moment de boel los en spring je opzij. Niet te laat want dan krijg je ‘m niet meer los en heb je een probleem.” Ik knik, niet overtuigd. Voor zover ik kan zien heb ik nu al een probleem, want hoe weet ik in godsnaam wat het juiste moment is?
Ik kijk naar de lift en mijn blik volgt de route naar de hoogste top. Daarboven ligt de bestemming. “Kunt u het niet een keer voordoen?”, vraag ik. De man lacht. “Welnee, nergens voor nodig.” Hij wijst op een kleuter die voor mij staat en geroutineerd in de slee plaats neemt.
Ik neem eveneens plaats. Er volgt een kort rukje en dan ga ik achter het kind aan de berg op. Mijn ogen gericht op de top boven het gele mutsje van de kleuter. De slee hotst tegen de helling. Halverwege de berg begin ik zowaar iets te ontspannen en durf ik een blik op de omgeving te werpen en die is, dat moet gezegd, adembenemend.
Bats! Plotseling lig ik in een pak sneeuw links van de skilift. De rode slee ligt een paar meter verder als een bloederige homp in al dat wit. Als een katapult is de plastic bak van het strak gespannen touw gevlogen. Ik ben nog lang niet boven en begrijp ook niet waarom ik zo plotseling met slee en al ben gelanceerd. En ik heb een probleem. Want wat nu?
De slee opnieuw aan de lift haken is geen optie. De bak is loeizwaar en de lege haken bewegen zich zonder gewicht te hoog boven de grond.
Links van mij ligt de skipiste waar gekleurde stipjes met enorme snelheden tot mensen transformeren. Daarachter ligt de sleebaan. Maar ik heb geen idee hoe ver ik over de skipiste zou moeten gaan voordat ik bij de sleebaan geraak. “Als je uit de slee valt, ga je onder geen beding over de skipiste naar beneden”, klinkt de stem van de verhuurder in mijn hoofd. Valt? Ik ben goddomme gelanceerd! Maar hoe ik dan wel naar beneden moet komen heeft hij verzwegen.
Rechts ligt de liftbaan. De talloze skiërs en slees die zich aan het touw naar boven hijsen hebben de berg tot een gletsjer gesleten. Hier naar beneden gaan is zelfmoord. Zelfmoord nadat ik op weg naar beneden eerst nog talloze kleurige kleuters uit hun sleetjes tik. Massamoord dus.
Er zit niets anders op dan de rest der dagen op een Noorse berg te slijten. Bij -18 graden hoeft die rest niet lang te duren. Doodvriezen schijnt pijnloos te zijn, al is het me een raadsel hoe mensen aan die kennis komen. Zitten hier eigenlijk beren? Lynxen wel. Er is me verteld dat het jachtseizoen op lynxen is begonnen omdat ze schapen eten. En van een schaap naar mij is maar een klein hapje. Afgekloven worden door een kudde Noorse lynxen, klinkt weinig appetijtelijk. Van mij uit gezien.
Er komt een Noor hangend aan de lift langs. De man kijkt me neutraal aan en zwaait dan. Zwaait!!! Ik ga dood en de man zwaait!
De telefoon gaat. Nicole. Mijn maatje. Opluchting golft door mijn lichaam. “Waar ben je?” brult ze door telefoon. Ik vertel haar over mijn hachelijke situatie wetend dat Nicole altijd de oplossing voor alles heeft. Als iemand een helikopter kan regelen is het wel Nicole. Dit keer overtreft ze zich zelf. “Doe wat goed voelt”, raadt ze aan.
Er is nog een optie. De gulden middenweg. Tussen de skipiste en de lift staat een rijtje bomen in een gigantisch pak sneeuw. De sneeuw die van de skipiste en de liftbaan wordt weggehaald, komt hier samen. Hoewel de Noren klagen dat de klimaatverandering zich in minder sneeuw laat vertalen, ligt er een gigantische berg.
Ik besluit de slee voor de lynxen te laten en ga op weg. Dat wil zeggen ik doe een stap en zink direct tot aan mijn navel in de sneeuw. Ik kan me nog net aan een tak vastgrijpen om te voorkomen dat ik door het wit voor eeuwig wordt opgeslokt. Verdrinken in de sneeuw. Dat kan natuurlijk ook.
Mijn situatie is nu enigszins uitzichtloos. Ik hang aan een tak. Er komt opnieuw een Noor per lift voorbij. Een absurd moment passeren we elkaar, hangend in een winterlandschap “Hei”, groet hij vriendelijk en vervolgt zijn weg naar de top.
Noren vinden het blijkbaar volstrekt vanzelfsprekend dat mensen in skikleding in bomen hangen. Ik krijg kramp. Aanvankelijk probeer ik van boom tot boom te worstelen en hoewel dat moeizaam gaat, boek ik vooruitgang totdat het bos een struikgewas wordt waar ik niet doorheen kom. Hoeveel tegenslag kan een mens hebben?
Ik geef het op. Ik laat me als een balletje van de laatste tak vallen en voel hoe ik op de liftbaan rol. Aanvankelijk heb ik nog enige controle over de richting. Ik probeer langs de kant te blijven maar dan maak ik zoveel vaart dat ik diagonaal de liftbaan afglijd. Een tegemoetkomende Noor op ski’s heeft de tegenwoordigheid van geest zijn benen op te trekken en ik zoef onder hem door. Een knalgele slee weet ik te ontwijken. Ik zie hoe een moeder met kind verbaasd naar mij wijst en dan kom ik met een klap tot stilstand tegen het hekje van de lift.
De verhuurder die een meter verder een slee aanhaakt kijkt op. “Ah daar ben je weer, fantastische ervaring toch? Nog een keer? Ik overweeg hem met een van zijn sleeën dood te slaan, maar ik heb geen kracht meer. Moeizaam sta ik op en strompel in de richting van het restaurant. Ik heb ineens ontzettende trek in een broodje lynx.