De stoomtrein, het aquarium en andere Noorse liefdeszaken
De stoomtrein, het aquarium en andere Noorse liefdeszaken
Ik ga skiën. Dat lijkt misschien niet zo vreemd maar dat is het wel. Ik kan namelijk helemaal niet skiën, maar heb desondanks een reis gewonnen waarin ik mij een week extreem sportend door Noorwegen ga begeven.
Hoewel ik nog moet vertrekken, ben ik nu al de weg kwijt. Want wat moet ik meenemen? “Heb je softshelletjes mee?”, vraagt de een. “En fliesjes en heb je die?” “Thermo-ondergoed, niet vergeten hoor.” “Je moet in laagjes werken, dus eerst de thermo, dan de fleece en dan de softshelletjes.” Skisokken, skibroeken, ski-onderbroeken. Natuurlijk bezit ik niets van dit alles, dus bedel ik mijn volledige outfit bij elkaar. Ik ben tot de slotsom gekomen dat ik de enige persoon op aard ben, die niet skiet.
Van de een leen ik een fliesje, van de ander een softshelletje. Al snel ben ik de trotse bezitter van een paarse skibroek, een knalrood ski-jack, een oranje shoftshell, een kobaltblauwe fleece en gifgroene snowboots. Ik hoop bij god dat Noren kleurenblind zijn als ik daar straks oogverblindend in de sneeuw lig te trappelen.
Met enige weemoed denk ik terug aan die keer in de Verenigde Staten toen ik op mijn vijftiende van Mount Christel in Washington State ging skiën. Alleen maar om indruk te maken op die leuke jongen uit de vijfde. Daar kwam geen skikleding aan te pas. In een spijkerbroek stortte ik mij totaal onervaren de berg af. Dat die jongen me nooit heeft opgemerkt, kwam omdat ik alle struiken in mijn dollemansrit meesleurde en met een volwaardig bos in mijn armen uiteindelijk tot stilstand kwam,
Eerlijk gezegd had ik gedacht dat ik met sledehonden, paard en wagen en een zijspan rendieren de week wel door zou komen. Maar als ik op de kaart kijk , blijkt er in heel Hallingdal geen beest te bekennen dat voor mijn karretje kan worden gespannen. De enige dieren die ik tegen kan komen zijn rendieren. Voor een rendier moet je stoppen want een rendier komt nooit alleen, lees ik onder het kopje waarschuwingen aan de reiziger. Verder verneem ik dat het met rendieren niet al te best gaat en deze dieren door de klimaatverandering beter gedijen als ze gecastreerd worden. En aangezien castreren erg duur is doen de Samen, een inheemse bevolking in het noorden van Scandinavië, dit met de tanden. Ik geloof dat ik blij mag zijn dat ik geen reis naar Lapland heb gewonnen.
Het tweede deel van mijn voorbereiding op de reis, betreft het Noors. Natuurlijk wil ik daar tussen de fjorden niet met een mond vol tanden staan, dus volg ik een spoedcursus aan de hand van de onvolprezen ANWB taalgids. Ik stuit daarbij op verontrustende zaken. Dat een auto een bil heet en straks in het Noors ‘nu’ betekent is best verwarrend, maar als ik stiekem een blik op het hoofdstukje seks en romance werp, vrees ik het ergste.
Ik gluur daar omdat deze week bekend werd dat de kans om verliefd te worden op de skipiste aanzienlijk groter is dan in het alledaagse leven. Volgens een onderzoek van Dr. Niall MacFarlane van de universiteit van Glasgow wordt een jonge vrouw dubbel zo aantrekkelijk gevonden onder omstandigheden die we kennen als ‘extreme sports’.
Nou is het discutabel of ik nog tot de jonge vrouw gerekend kan worden, maar aangezien langlaufen een extreme sport is, kan ik me maar beter goed voorbereid op een onverwachte liaison werpen.
In de spoedcursus staan onder Seks en Romance prachtige zinnen als: “Wat heb jij een mooie blosjes” Maar dan ontwaar ik tussen de geslachtsdelen het woord aquarium. Aquarium? En iets verder in dit toch zeer leerzame hoofdstuk over wel of niet blijven slapen, staat daar plots het woord stoomtrein. Totaal in de war blader ik door het hoofdstukje: Problemen in de grote stad. Niet dat ik in de grote stad kom, maar de problemen zijn erg geruststellend. Geen berovingen of geweld maar simpele voorvallen als: “ik ben verdwaald, kunt u een stukje met mij oplopen?” Dat doen ze blijkbaar in Noorwegen. Oplopen met een verdwaalde reiziger.
Skiën, laat staan een extreme sport als langlaufen komt in mijn boekje niet voor maar ik heb al bedacht dat als ik straks verdwaald ben, ik zo’n aardige Noor aanklamp en dan vraag of ie een stukje met me wil oplaufen, tot aan het aquarium of de stoomtrein.