Kinderdijk
Kinderdijk
Nooit eerder fietste ik over het neerslachtig makende Ridderkerkse industrieterrein. Vandaag doe ik het, want vanaf de kade erachter vertrekt de waterbus naar Kinderdijk. Op dit kruispunt van Lek en Nieuwe Maas is de novemberwind sterk en koud. Ik denk te ruiken dat we vlakbij zee zijn. Wat natuurlijk ook zo is, want Rotterdam is niet ver weg. Het dorp aan de andere oever heeft poppige huisjes, de weg naar het molenpark heet de Molenstraat. Bijna aan het einde ervan is tussen de huizen aan mijn rechterhand een brede onbebouwde ruimte. Ik kijk in een weids open landschap en zie ze staan.
Opeens snap ik het. Waarom mensen van verre aanreizen om het te kunnen zien, te kunnen voelen. Dit zijn niet zomaar negentien pittoreske molens. Termen die nooit gepast hebben bij de frisheid van Hollandse polders wellen in me op. Geheimzinnig. Magisch. Een lichte mist draagt daar, eerlijk is eerlijk, wel aan bij.
In het park zelf voert een recht asfaltpad tussen twee vaarten langs alle molens, de ronde rechts en de achthoekige links. Ondanks de harde wind staan de wieken stil. Een modern elektrisch gemaal aan het begin van het asfaltpad heeft hun werk lang geleden al overgenomen. De schaarse bezoekers deert het niet. Zeemeeuwen schreeuwen, het menshoge riet ruist met overgave. Het landschap heeft ons gegrepen. We zijn met zo weinigen dat we er helemaal in opgaan. Ons eigen bestaan vergeten, welhaast. Ga naar Kinderdijk, nu. Voor het lente wordt en de hele wereld weer komt kijken.