Utrecht
De zon op Sonnenborgh
Het is zondag en de zon schijnt. De hemel boven Utrecht is helderblauw. Op de zevende dag van de week kun je in de Noordtoren van sterrenwacht Sonnenborgh door een speciale telescoop de zonnevlekken bekijken, op die ene ster die elke ochtend het licht voor ons aandoet. Alleen zie ik geen vlekken. Het oculair is gewoon rood. De sterrenkundige die uitleg geeft ziet ze wèl. Het zijn er weinig dit jaar, wat betekent dat we een koude winter hadden moeten hebben. Hij legt het verband uit, maar ik neem niets op. Ik geniet vooral van het zitten in de wonderlijk serene ronde ruimte. Alsof ik binnen in een schelp ben.
De bibliotheek is al net zo behaaglijk. Klein, de wanden wit gestuukt, de met bescheiden houtsnijwerk versierde boekenkasten grijs geschilderd. Een raam met uitzicht op de vroegere stadsgracht. En de collegezaal neemt mij alsnog in voor de wetenschap. Dezelfde serene rust, niet meer dan vijf collegebankjes. Vrijwilliger Cor paait me met zijn beeldende uitleg. "De zon, dat is net een oude man. Hij wordt steeds heter. U lacht, mevrouw? Ik zie het al, u kent de mannen!" Cor weet ook dat over 500 miljoen jaar de zon de aarde zo zal hebben opgewarmd, dat er geen leven meer mogelijk is. Daar word ik héél vrolijk van. Ter plekke houd ik op met tobben. Ik zal trouw biologisch boodschappen blijven doen, mij verplaatsen per fiets en afval scheiden, want dat biedt me op de korte termijn een heleboel voordelen. Maar ik tob niet langer over hoe dat nu verder moet, met dat klimaat van ons. Over 500 miljoen jaar is het sowieso afgelopen.