Via dell'Amore
Via dell'Amore
Ik durf het bijna niet te zeggen, maar ik ben een museumbarbaar. Met geen stok krijg je mij zo’n gebouw meer in. En in een Openlucht Museum krijg je me niet naar buiten.
Als pianiste met een grote voorliefde voor literatuur, dans, fotografie en arthouse films, kan ik mezelf nauwelijks een cultuurhater noemen, maar als ik langer dan tien minuten in een museum rondslenter, of –nog erger- net moet doen of ik echt luister als een oprecht bevlogen medewerker een rondleiding geeft, dan breekt het zweet me uit. Letterlijk. Laat mij maar de schoonheid van de natuur ontdekken, en als ik me daarbij in het gezelschap van de lokale bevolking bevind, dan ben ik zielsgelukkig.
Het was dus niet verwonderlijk dat ik op een ochtend in Agerola mijn reisgenoten vrolijk uitzwaaide toen zij in een busje stapten om Pompeï te bezoeken. Geen ‘dode stenen’ voor mij. Ik verheugde me op een dagje kuieren in dit mooie Italiaanse dorpje vlakbij de Amalfi kust.
Ik had maar één opdracht: op zoek gaan naar een winkeltje waar ik CD-roms kon kopen voor de reisleider die zijn foto’s daarop wilde branden.
Bovendien wilde ik mijn jarige kamergenoot verrassen met een taart die ’s avonds na het diner als toetje geserveerd kon worden.
De hotelmanager hing wat verveeld rond in de lobby, maar sprong meteen op toen ik hem in mijn beste Italiaans aansprak. Op mijn vraag of het mogelijk was een verjaardagstaart te verzorgen voor die avond, antwoordde hij dat de hotelkok er één met plezier wilde maken. Ik stemde in op voorwaarde dat ik hem daarbij mocht helpen en daarmee was de deal beklonken. De manager bracht me eerst naar het computerzaakje, want volgens hem was dat véél te ver om naar toe te wandelen. Ik twijfelde aan zijn inschattingsvermogen toen we twee volle minuten later met zijn Fiat 500 halt hielden voor een klein winkeltje. Als dank voor deze lift, nodigde ik hem uit voor een kop koffie op het dorpspleintje. Hij wilde wel, maar niet dáár. Hij hield het autoportier al voor me open, gebaarde ‘verderop’ en ik stapte weer in.
Na een paar kilometer stopte hij voor een kleine bar, waar het gebrek aan charme ruimschoots gecompenseerd werd door die van de talrijk aanwezige mannen die ons luidkeels verwelkomden, er onderling veelbetekenende blikken werden uitgewisseld en ik als een pas verworven trofee naar de bar werd geleid. Ik begon in te zien waarom de espresso hier beter zou moeten smaken..
De manager was van mening dat we niet terug konden naar het hotel vóór ik een stuk van de Via dell’Amore had gezien, daar zou een prachtig uitzichtpunt zijn over de Amalfi kust. Het was tóch zijn vrije dag en bovendien waren zijn vrouw en kinderen op vakantie.
Ik vond dat een weinig geruststellende gedachte.
Maar mijn nieuwsgierigheid was groot, en ik kon me bovendien niet voorstellen dat hij plannen had dat “Liefdespad” op amoureuze wijze met mij in te slaan.
De route was adembenemend mooi, en als je niet al verliefd was, dan zou je het wórden.
En ik werd verliefd. Maar niet op de hotelmanager.
Hij werd ook verliefd. Maar niet op de Amalfi kust.
Een uitnodiging om diezelfde avond met hem te gaan ‘flaneren in Positano’ durfde ik niet zomaar aan te nemen. Ik vreesde dat ik weinig van de kustplaats te zien zou krijgen met deze getrouwde charmeur aan mijn zijde en ik liet een definitief antwoord achterwege.
Hoewel mijn aandeel bij het maken van de verjaardagstaart beperkt bleef tot het proeven van het fondant en het kloppen van de slagroom, veroverde ik daarmee wel het hart van de kok, die mijn spaarzame inspanningen vervolgens met een 4-gangen lunch beloonde. Ondertussen maakte hij toespelingen op het avondje stappen met de manager, en langzaamaan kreeg ik het benauwd. Ondanks het feit dat ik niets beloofd had, waren de verwachtingen blijkbaar hooggespannen. Het laatste waar ik zin in had was een pijnlijk avondje avances afweren, dus ik besloot om niet te gaan.
Ik voelde me vreselijk toen ik tijdens het diner de hoopvolle blikken en de later haast om aandacht smekende ogen van de manager probeerde te ontwijken. Zelfs de reisgenoten merkten zijn gespannen houding op.
Toen ik hem even later bedankte voor de bijzonder mooie dag, hem op zijn wang kuste en zei dat ik naar bed ging, keek hij me alleen maar stilzwijgend aan.
Ik draaide me om en met een bezwaard hart ging ik naar mijn kamer.
De volgende ochtend was het opvallend stil in de lobby. Een oudere dame nam de kamersleutels weer in ontvangst en inde de openstaande rekeningen.
We stapten in het mini-busje dat ons naar de volgende bestemming zou brengen.
Toen we de hoek om reden keek ik nog even om.
Het pleintje voor het hotel lag er verlaten bij.
Kun je verdriet hebben om iets wat je niet zocht maar ook niet gevonden hebt?