Westman-eilanden, sporen van een rampjaar
Westman-eilanden, sporen van een rampjaar
De vliegtuigmaatschappij is failliet, de reguliere veerboot duurt veel te lang en voor 11 kilometer zwemmen ben ik net niet goed genoeg getraind.
Ik bel me suf maar krijg contact, morgen ben ik op een rubberen speedboot onderweg naar de Westman-eilanden. Hoofdeiland Heimaey om precies te zijn waar ik de sporen van de vulkaaneruptie in 1973 wil zien.
Ik voel me Michelinmannetje en motorheld tegelijk, in dit stoere reddingspak staat zelfs mijn zonnebril beter. Ik klem me tussen de beugels, roep ‘Ship ahoi’ en de pk’s duwen me hard tegen de beugel. De gloednieuwe haven van Bakki ligt snel achter ons, de blik kan vooruit. Waterspetters prikkelen mijn wangen, de wind kietelt mijn oren en de rotsformaties voor me triggeren mijn ogen. Als de papegaaiduikers angstig uit het water vliegen en de meeuwen nieuwsgierig komen kijken is het land dichtbij. Ik geniet van de blik achter me met een voorzichtige stoompluim van de Eyjafjallajokull. Voor me leer ik dat het silhouet van de Westman eilanden in werkelijkheid uit meerdere eilanden bestaat.
De pk’s gaan terug, tussen hoge rotsen naderen we een wit geplamuurde wand vol kwetterend gevleugelde. Een wand vol alken, ruglings naar ons alsof ze zich schamen voor alle troep.
Nog een aantal eilanden volgen, een flinke grot waar de muziek even hard gaat en zowaar nog Keiko’s place. De held uit Free Willy had zijn rustplaats in een verscholen baai bij Heimaey.
Neem wasknijpers mee of een ijzersterke deo. De lucht in de haven van Heimaey is niet te harden, Rotte vis in het kwadraat, ze zouden monddoekje uit moeten delen. Ik haast me naar de tourist info en neem er mijn tijd. Dan toch weer naar buiten want ik wil omhoog. Drie grote jongens van ruim 200 meter beschermen de haven en garanderen vermoedelijk ook het blijvend visaroma. Ik ga een van hen beklimmen wetend dat het me een prachtig uitzicht op zal leveren. Via touwen, wankele treden en rollend zand kruip ik bijna omhoog. De steilte maakt dat ik flink moet hijgen en dat was nou net het laatste wat ik hier wilde doen.
Met een plof in het gras verschrik ik de verbaasde schapen.
Het uitzicht is geweldig, Heimaey ligt volledig ontbloot onder me. Werkelijk alle uithoeken zijn te zien, ik leer het eiland snel kennen. In de lucht zet ik kruisjes om de plekken waar ik vandaag heen wil in mijn gedachten te markeren. Aan de zuidkant liggen nog verschillende eilanden netjes in een rij. Ik weet niet of het in 1967 ontstane Surtsey daar een van is.
Een blik naar het noorden toont het vaste land dat er indrukwekkend bij ligt. Wat moeten de mensen van Heimaey een fantastisch uitzicht hebben gehad op de uitbarsting van de Eyjafjalljokull, hier hemelsbreed zo’n 20 kilometer vandaan. Of was het juist een angstig uitzicht met de ramp van 1973 op dit eiland in het achterhoofd?
Tja 1973.
De Eldfjell ligt recht voor me, achter het dorp dat zij voor een deel heeft verzwolgen. Pikzwart met een witte wolk voor haar. Alsof ze haar gezicht niet meer wil laten zien als hoofdschuldige van de 5 maanden durende ramperuptie dat jaar.
Vierhonderd huizen gingen ten onder door vuur of asregens. Gelukkig was de vissersvloot de nacht van de erupties in de haven zodat de bevolking snel en veilig naar het vasteland kon worden gebracht. Alleen de vechters bleven over om een maanden durende strijd tegen de lava te leveren. De oranje vuurgloed moest weg van het dorp maar vooral ook weg van de haven die van de zee afgesloten dreigde te worden. En juist toen de regering de belangrijkste vissershaven van het land, en daarmee eigenlijk het eiland, op wilde geven stopte de lavastroom. De haven beter beschermd dan ooit met de altijd hangende rotte vislucht als gevolg. Ik begrijp waarom de eilandbewoners die geur koesteren.
Ik ben al afgedaald en heb het dorp verkend. De Eldfjell zelf volgt, ik toon geen ontzag. De gestolde lava heeft een grillige beeldentuin gevormd. Na een omweg kom ik bij het Pompei van het noorden. Na bijna 40 jaar is besloten een straat onder het 4 meter dikke as vandaan te graven. Vrijwilligerswerk waar je ook als toerist aan deel kunt nemen. Het is stil in Pompei dat voelt als een begraafplaats vol waardevolle bezittingen en herinneringen. Alleen de daken zijn te zien, het werk lijkt net begonnen. Borden vertellen hoe het huis eruit zag en wie er heeft gewoond. Bij een huis kan ik door het raam naar binnen kijken. Ik zie een keukenkast en een eettafel die nog half door het zwarte gruis bedekt is. Misschien wil ik niet meer zien dan dit. Het lijkt me keihard om je huis zo te moeten verlaten en het lijkt me nog harder om het bijna 40 jaar later weer terug te zien.
Wolken dalen snel hier op de Westman-eilanden. Mijn rondgang door de straat vol as maakt zoveel indruk dat ik niet door heb hoe de bergen zich verstoppen.
Een prachtige mist hangt boven het dorp, de zon speelt met elk gat dat de wolken laten. Om de beurt staat de kerk, de haven, een bergflank of mijn eigen gezicht in de spotlight.
Een spel van donker en licht, het moet zo zijn. Heimaey weet wat dat spel betekent.
Ik loop terug naar de haven waar de rubberboot me over een uur weer terug zal brengen. ‘A private tour on full speed’ is mij beloofd. In café Kro eet ik een pizza terwijl zij op de muur de beelden van de uitbarsting in 1973 tonen. Zelden zo stil gedineerd, dat is een grote pizzaoven geweest.
Geen rotseilanden meer op de terugweg. Op volle snelheid terug naar het vaste land. Achterom kijken doe ik maar kort daar de wind mijn hoofd weer terug draait. Het is goed zo, ik heb gezien wat ik wilde zien. De Westman-eilanden hebben een intrigerende indruk bij me achter gelaten.
Meer dan dat zelfs, al is dat niet zo moeilijk, de havenlucht zit diep in mijn haar.