Stykkisholmur: 'De Koning(in) van de Breidafjord'
Stykkisholmur: 'De Koning(in) van de Breidafjord'
Zee-egelkaviaar, het bestaat!
Bloedrood, een prettig zoute touch, met minuscule eitjes en niet meer dan een halve theelepel per dier.
Op een stokbroodje en naast een witte wijn, de IJslandse haute cuisine komt rechtstreeks uit een sleepnet.
Ik zit op een boot vergezeld door een rijk arsenaal zeedieren.
Alle schelpen zijn inmiddels geopend en verorberd, de laatste kreeft doet een wanhopige poging overboord te springen en de zeesterren hebben het al lang opgegeven.
Ik neem nog een hap van mijn delicatesse en zie hoe de meeuwen een seintje krijgen als alle restanten met een paar zwaaien weer terug in zee worden geveegd.
Het sleepnet over de bodem is de afsluiting van de excursie door de Breidafjord.
Het bootpersoneel deed het zware werk en liet ons van elke geopend zeedier proeven.
Nu alles op is doet de kapitein zijn overal uit en nette jas weer aan.
We gaan in een ruk terug naar uitvalsbasis Stykkisholmur.
---
Voor de haven van Stykkisholmur ligt een beklimbare rots.
Die rots biedt een goede bescherming tegen de noordwestelijk golven en is een populair uitzichtpunt voor zowel de Breidafjord als het dorpje zelf.
We varen er omheen als we met onze verkenning beginnen.
De boot kan circa honderd man herbergen maar vandaag zijn het er twintig.
Heerlijk als je in alle rust rond kunt lopen.
Ver gaan we niet want de Breidafjord zit vol met duizenden eilandjes waar je vanuit de haven snel bent. Veel eilandjes behoren aan de inwoners van het dorp, bedoeld als particulier vismekka of romantisch stulpje wanneer er een hut op staat.
We varen recht op een van de rotseilanden af.
Ik schat het eiland op zo’n 10 meter hoog, niet veel maar blijkbaar genoeg voor de stormvogels om hier hun nesten te maken.
Even schrik ik als de boot geen vaart lijkt te minderen.
De stuurman weet wat hij doet en laat de boot tot zo’n 2 meter van de rostwand komen.
Met een unieke kijk op de vogelnesten tot gevolg.
De stormvogels lijken gewend aan de regelmatige kijk in hun nesten.
Op ooghoogte kijkt een stormvogeljong van onder moeders buik nieuwsgierig terug.
We gaan verder, vergezeld door honderden papegaaiduikers in het water.
Hoewel ik mijn lading ’puffins’ wel heb gehad heb blijft het stuntelige opstijgen een attractie.
Pootjes wijd, een hoge frequentie ongecontroleerde vleugelslagen, het kontje wiebelt en ik een glimlach op het gezicht.
De boot remt af, ik snel naar voren en zie dat we deze keer een hogere rots naderen.
De circa 20 meter hoge rotswand zit vol met zwarte vogels.
Even denk ik aan alken maar al snel rijmt de grootte van de vogels daar niet mee.
Flinke jongens met lange nek en ik schaam me dat ik ze niet direct herken.
Ik ken ze van de fuikpalen in het IJsselmeer maar hier zitten ze gewoon op de rotsen.
Een kolonie aalscholvers wankelt op de smalle richels van de grijze muur.
De jonkies zitten bij elkaar en lijken een soort kokhalzende mambo uit te voeren.
Stapje naar links en stapje naar rechts, de keel ingetrokken en weer uit.
Ik zou me ook zenuwachtig en verveeld voelen op zo’n smalle strook.
De boot komt weer tot enige meters zodat we opnieuw een unieke close-up hebben.
Het is de warming-up voor wat nog gaat komen.
Achteruit, een korte draai en dan op weg naar de lage eilandjes verderop.
Tijd voor wat het hoogtepunt van deze excursie moet worden.
‘This morning they where there’, gaf de kapitein hoopgevend aan.
Met twintig man op een boot voor honderd kun je elkaar toch verdringen merk ik snel.
Ik heb mijn lengte mee en richt de lens boven de kruinen richting het platte haast onwaardige eiland.
Waarom zitten ze hier, denk ik, dit is geen plek voor een koning.
‘There to the left on the rock’, fluistert de kapitein hard.
Zijn enthousiasme doet zijn stem haast over slaan.
Onder me buigen alle kruinen als een spreeuwenzwerm gelijktijdig naar links.
Mijn linkeroog kijkt over het eiland, mijn rechter door de camera.
Beide ogen vangen wat ik wil zien.
Trots en groots, de vleugels iets wijd zodat de krachtige borstkas beter tot haar recht komt.
De blik stoer en onverstoorbaar, de kop langzaam draaiend met de ogen op scherp.
De gele snavel blinkend in de zon, de witte staart blinkt mee.
Welkom in de wereld van de ‘white tailed eagle’.
De machtige zeearend zit op een rotspunt zo‘n tachtig meter van de boot.
In de houding zoals je haar kunt verwachten, machtig is prachtig in haar geval.
Ik mag ’haar’ zeggen want we kijken naar moeders die enkele meters van haar nest de wacht houdt. Een kaal grijs-wit peuterkopje komt af en toe boven het gras uit, te ver om er een goede foto van te maken.
Dan slaat de kapitein weer over, hij wijst naar rechts.
Van achter het iets hoger gelegen deel van het eiland komt vader het artiestenpodium binnen zweven. Geen vleugelslagen, geen geluid, een stille schaduw boven de grasrijke rotsen als pa met de poten vooruit een plek achter zijn vrouw vindt.
Een korte scene synchroonkijken volgt.
Pa en ma beoordelen de omgeving en vooral de boot met dezelfde strakke blik.
Dan ziet pa dat het goed is en verdwijnt met een vleugelslag naar de plek waar hij vandaan kwam.
‘You don’t see them fly a lot’, glimlacht de kapitein.
De boot komt langzaam weer op gang.
Alsof ze met haar tenen op de bodem loopt verlaten we zo geruisloos mogelijk het eiland.
We gaan een plek zoeken om de sleepnetten los te laten.
Ik ben een beperkte viseter en al helemaal geen vage zeedieren.
Doch ik loop met de armen iets verbreed, de borstkas vooruit, een blik strak en voel de trots.
Trots dat ik de zeearend van dichtbij heb mogen kijken en zelfs op de plaat heb gezet.
En ja, wat stelt een stel van die zeedieren dan nog voor.
Ik zou nu zelfs een zee-egel naar binnen kunnen werken…