Reykjavik, metropolistisch dorp
Reykjavik, metropolistisch dorp
Krijg nou jeuk, ze hebben een snelweg. Oké, een dubbelbaans ringweg maar Reykjavik wil zich echt een wereldstad noemen en dus heet dit een highway. Het is mij een worst, ik wil de stad in na een week met een overdosis natuur. Ik zoek naar stinkende schoorstenen, toeterende auto’s en krakende trams. Naar graffiti op de muren, betekenisloze middelvingers, hangjeugd of hangouderen, naar alles dat ook maar iets van de ruwte van de stad verbeeld.
Vergeet het maar.
Reykjavik is een heel groot, mooi dorp met Amerikaanse buitenwijken, een kleine IJsselmeer-vissershaven aan de rand van het Mediterraan ogend centrum. Het stadsparkje oogt Duits maar niets is zo IJslands als de golfplaten muren en daken in het oude gedeelte. Beton kenmerkt het moderne Reykjavik maar daar zijn de noorderlingen verdomd handig mee. Het beste voorbeeld is de Hallgimmskirkja die als een oppergod boven de stad uit torent. Dat heb ik al geleerd in dit land. Je keert je hoofd af van de architectuur of je kijkt verder en ziet wat de moderne creatieve breinen hebben voortgebracht. Ik adviseer het laatste.
Midden in de stad ligt een camping. Daarnaast een mega-zwembad en een voetbalstadion, allemaal onderdeel van het grote stadspark op ca. 3 kilometer van het centrum.
Een twintigtal Franse studenten knoeien mopperend met hun tentje. Ze zijn al een tijdje bezig en roepen in koor ’merde’ als ze mijn uitklaptent in 3 seconden zien staan.
‘Au revoir’ lach ik als ik met mijn fiets de camping verlaat en richting centrum rijd.
Dat gaat snel want heuvelafwaarts, langs grote bedrijfspanden waarvan de hoeveelheid glas verraadt hoe oud ze zijn. Echt spannend is het allemaal niet tot dat de Subway maakt dat ik mijn remmen in druk. Ik hoopte op een grote gele M, rekenend op een echte IJslandse McWhale maar dit is best.
Mijn fiets rolt langzaam het centrum in, het is er druk zo aan het eind van de middag.
De voornaamste winkelstraat volstaat in Hollandse buitenwijk. Een promenade zou welkom zijn hoewel de auto’s stapvoets rijden. Beleefdheid is een waardevol gemeengoed in dit land zo heb ik al vaker ervaren.
Bij de cafés is het druk mede onder invloed van het WK. De terrassen en stoepstroken zijn vol, IJslanders houden van een feestje en in Reykjavik weten ze er helemaal raad mee.
Ik zal geen clubs bezoeken deze vakantie maar dat het stappen een aangename bezigheid is in deze stad is me snel duidelijk.
Na een rondje door het park fiets ik door naar de oude vissershaven. Haar levendigheid komt voort uit de vele excursiebedrijfjes maar een paar leuke terrasjes ontbreken. Ach, hoelang is het zomer op Ijsland? Dat terrasje vindt ik wel bij het Austurplein. Een grasveld met wat onbenullig struiken is het kloppend hart van creatief Reykjavik. Lange dreadlocks, bontgekleurde zomerjurken, blootsvoets jeu de boulen en 20 hardrockers met 1 frisbee zijn de doorsnee. Daar tussen rennen en gillen kinderen waar niemand zich aan lijkt te storen. Zelfs de in zich zelf gekeerde muzikanten niet die her en der op het grasveld zijn neergestreken. Maak ik toch nog de jaren 60 mee.
Cafés en restaurants omsingelen het halve grasveld. Zakelijk Reykjavik heeft hier vroeg in de avond hun plek gevonden. Het lijken twee werelden naast elkaar, hippies en yuppen en zelfs deze genietende toerist. Een biertje als bron voor vrede en tolerantie, lijkt me een goed idee.
Niet te lang want ik wil de kerk in.
Ze ligt op het hoogste punt in een woonwijk net buiten het centrum en maakt een GPS in deze stad overbodig. De Hallgrimskirkja is volledig betongrijs en had van mij best maagdelijk wit gemogen. Het zijn vooral haar contouren die indruk maken. Ze is log en sierlijk tegelijk, groots en toch sereen, een trots en stevig anker in deze stad, een Nationaal symbool.
Binnen hangt de stilte van een lege ziekenhuisgang. Door de lange ramen komt het licht bijna geregisseerd naar binnen. De kerk is er prachtig door verlicht,. De enorme ruimte maakt indruk, haar akoestiek maakt dat fluisteren als een echoënde aria klinkt.
Ik krijg zin om een keer heel hard te schreeuwen maar sinds de Dam mag dat niet meer. Het meisje met de blokfluit zal het ook niet kunnen waarderen.
Ik zoek de fiets weer op.
Op naar het stadsstrand dat aan een van de vele zeetongen rond Reykjavik is aangelegd. Een kleine, door mensenhanden gevormde baai wordt verwarmd met aardwater. Het is iets na 19.00u en er wordt nog volop gebruik van gemaakt. Ik kan een plek op het terras vergeten. De IJslanders volgen 3 maanden lang een Zuid-Europees dagritme. Ik heb al gezien dat hele families tot middernacht actief zijn, het liefst op een plek waar kan worden gezwommen en gedronken. Ik geniet van de levendigheid, staar glimlachend naar de plaatselijke gewoontes en weet dat mijn avond nog lang gaat duren.
De avond vul ik o.a. met een bezoek aan ‘The Vulcano Show’. Historische eruptiebeelden van IJsland komen op indrukwekkende wijze voorbij in de zelfgemaakte bioscoop van cameraman en vulkaangoeroe Villi Knudsen. Het geeft een bizar besef van het land en haar vuur waar ik inmiddels al een week op loop.
Weer buiten valt mijn oog op het futuristische, zilverkleurige gebouw in de verte. Perlan is de belangrijkste warm water opslag van Reykjavik maar intussen meer dan dat. De zon kleurt haar als een olievlek op het water. Ze biedt een geweldig uitzicht op de rose-oranje stad. Wie wil kan zich langzaam laten ronddraaien in het exclusieve restaurant.
Ik kom tijd te kort. Vanaf Perlan fiets ik terug naar het centrum. De grasvelden bij het Austurplein zijn leeg maar de terrassen zitten bomvol. Ik vind een stoel en bestel een gouwe gele.
De IJslandse hoofdstad bevalt me al besef ik dat mijn spoedbezoek haar onvoldoende recht doet.
Morgen gaat mijn tocht door het land weer verder.
Nu schuif ik lekker onderuit, er klinkt muziek en er wordt gelachen. Ook in de stad is de middernachtzon mooi.
Wat dat betreft is deze stad wel Rijk ja…