Maandthema Pech: Achter het IJzeren Gordijn...
Maandthema Pech: Achter het IJzeren Gordijn...
Achttien was ik en óp van de lange treinreis met de schier eindeloze reeks nachtelijke controles waarvan ik het nut al snel en de tel uiteindelijk ook was kwijtgeraakt:
"Plaatsbewijzen!" "Paspoorten!" "Heb je wapens bij je?" "........drugs"? ".......smokkelwaar?" "Paspoorten!!!" "Waar is je interrailpas?" "Léég die rugzak! "
Maar uiteindelijk was de trein de grens overgekomen , mét mij erin.
M'n coupégenoot met het uiterlijk van een Wolgawoudhoutkapper hadden ze opvallend genoeg nauwelijks gecontroleerd en hij ging dus lustig door met het omzagen van z'n zoveelste boom, een heel woud ging er die nacht tegen de vlakte!
Om een uur of vijf, toen het alweer een beetje licht begon te worden had ik de hoop en de moed maar opgegeven nog een beetje te kunnen slapen...
Maar wat een prachtig uitzicht: eindeloos strekten de velden met bloeiende zonnebloemen zich uit langs de rails, slechts af en toe onderbroken door bos of een klein dorpje. Hiervoor wil je wel zo vroeg wakker zijn, bedankt Kozak!
(zoals ik m'n reisgenoot tegen wil en dank - met dubbele betekenis- had gedoopt)
En nu stond ik dan na het passeren van de kleurloze woonbunkers, die de buitenwijken van Budapest typeerden, op het prachtige Keleti-pu het internationale station van Pest in z'n mengelmoes van neogotische en neoromaanse stijl.
Op het perron was het een drukte van uitstappende reizigers, sommige net als ik met slaapogen en slechts een rugzak, anderen met kofferladingen bagage en heerlijk uitgeslapen - de eersteklaspassagiers- met daartussendoor de gebruikelijke soep- en broodjesventers, taxichauffeurs die op een vrachtje hoopten en een voor mij totaal nieuw fenomeen: mannen met kartonnen borden die je probeerden mee te lokken naar hún privékamerbemiddelingsbureau.
Maar nee ik hoefde geen privékamer; in Buda was immers een jeugdherberg en daar had ik het grootste deel van mijn Donaureis tot nu toe met genoegen doorgebracht. Oké het was wel even lopen, maar het was nog vroeg - pas half acht- en mijn jeugdherbergengids vertelde dat ik pas rond 9.00 uur kon inschrijven.
Dus eerst maar eens langs een restaurantje op het stationsplein voor een malek tèj (warme melk) en een broodje salami.
De eigenaar raadde me aan om de metro te nemen tot aan de oever van de Donau en dan via de Erszébet Híd
over te steken naar het Halászbástya (Vissersbastion). Vandaar was het een kwestie van de rivier volgen richting Margit Híd en dan de wijk naar boven in te slaan. Mijn plattegrond zou me de rest wel wijzen.
Dus na een prachtige wandeling, waarbij het Vissersbastion te verleidelijk was om zo maar voorbij te lopen en ik me had verbaasd over het grote aantal gewapende militairen dat hier op vrijwel elke straathoek aanwezig was, stapte ik rond half tien de receptie van de jeugdherberg binnen, lekker vroeg, ik zou vast een goede kamer kunnen uitzoeken...
Maar helaas.... hier begon de pech: het was hoogseizoen, dus alle kamers in de jeugdherberg waren gereserveerd voor Hongaarse gezinnen, nee niet éen klein slaapplekje over...
Maar ik kon het natuurlijk proberen bij het Hilton(nu Novotel) bij het Vissersbastion?
Dat mijn kleine studentenbudgetje daar - ook destijds al zo'n f 200 per nacht- écht niet op berekend was, werd in het gemak maar even aan voorbij gegaan.
Maar geen nood: nu begreep ik die privékamerbemiddeling beter, dus de oplossing leek eenvoudig: terug naar het station.
Daar aangekomen zag ik echter de enorme vergissing in die ik die morgen had begaan: alle bemiddelaars waren verdwenen en het bureau dat ik uiteindelijk in een uithoek van het station vond was al om 9.00 gesloten, dan hadden ze immers de stroom internationale reizigers van die dag wel weggewerkt, en zou pas 'savonds , na de aankomst van de volgende internationale trein, weer openen.
Zolang wilde ik beslist niet meer wachten, want ik was nu toch echt wel aan een beetje rust toe.
Gelukkig bleek er een ander kantoor op een kwartiertje afstand te zijn dat wel open was...
En daar begon de ellende pas goed: nee dit kantoor is alleen voor excursies, maar probeert u het eens bij het bureau om de hoek... nee dit is het rode kantoor u moet het blauwe aan de overkant hebben... nee , maar misschien ons hoofdkantoor in de stad...? Een eindeloze zwerftocht van het kastje naar de muur en zonder resultaat, geen lekker warm bed...
Maar uiteindelijk leek het in het hoofdkantoor toch te gaan lukken:" kamerbemiddeling?" vroeg de portier,"ja hoor, sluit maar aan in die rij"
Een gigantische rij waarin ik tot mijn verbazing nauwelijks toeristen zag en om me heen vrijwel uitsluitend Hongaars werd gesproken, maar goed hier was ik heen gestuurd dus het zou wel goed zijn...
Eindelijk was ik dan aan de beurt. "U zoékt een kamer??" Nee deze rij is alleen voor mensen die zich willen aanmelden om er eentje te verhuren."
En zonder pardon werd ik naar een paar rijen verderop verwezen, met al evenveel wachtenden
De moed zonk me nu toch echt in de schoenen "is er nou NIEMAND die me helpen kan?" verzuchtte ik luidop.
En toen gebeurde het : een klein Hongaars vrouwtje schoof uit de rij waar ik net uitkwam en vroeg me -in het Nederlands!- "wat jij probleem?"Jij Holland? Ik kamer voor jou. Ik klein kind, ik in Holland, na oorlog..."
En zo vertrok ik even later met mijn gastvrouw naar haar huis vlakbij het 15maartplein, waar ze met haar man en dochter met Downsyndroom woonde.
Ik kreeg een piepklein kamertje, maar enorm veel warmte en gezelligheid.
'sMorgens ontbeet ik aan de gezinstafel en 's avonds deden we onder het genot van witte paprika's met een beetje zout en citroen -zo vind ik ze nog steeds het lekkerst!-en salami vergezeld van wodka, voor opa natuurlijk een dubbele, gezelschapsspelletjes tot in de kleine uurtjes.
En overdag volgde ik de tips van m'n gastgezin en kwam op plaatsen die de meeste toeristen niet zagen.
Een betaling wilde ze niet, want Nederland had haar vroeger ook gastvrij opgenomen en nu kon ze eindelijk iets terugdoen, dus kocht ik maar wat moois voor haar.
Ja overal zijn lieve behulpzame mensen, ook achter het IJzeren Gordijn