Rhone vallei en Provence

Reisgids

Beste reistijd

Foto's

Praktisch

Rhone vallei en Provence image

Rhone vallei en Provence

Rhone vallei en Provence
Frankrijk
MarsOpReis

Romantiek op de Franse camping

Bloemetjesschort

Ze heet Cecile. Dat weet ik omdat ze me een foldertje heeft gegeven toen ze mijn naam noteerde bij standplaats 26. Cecile et Claude LeJeune. Met kleine keurige letters staat het onder de foto waarop de LeJeune’s trots en een beetje verliefd poseren voor de ingang van hun rommelige camping in de Provence. Op de foto heeft Cecile haar ouderwetse bloemetjesschort niet aan. Daarmee wordt de waarheid enigszins geweld aan gedaan, want na een week op standplaats 26 heb ik haar nog niet zonder haar schort gezien. Misschien heeft ze er een heel voorraadje van. Ik kan haar namelijk niet betrappen op enige vorm van smoezeligheid. Dat wil wat zeggen want Cecile weet van aanpakken. ’s Ochtends als ik met mijn toiletrol onder de arm naar het sanitairgebouwtje schuifel voor mijn eerste ochtendplasje, kom ik haar al tegen met een emmer sop en een wc-borstel. Wanneer ik na een uurtje of twee nasoezen in mijn tentje besluit dat het tijd is voor een Frans ontbijtje, staat ze achter de receptie waar ze met ferme hand mijn naam van de bestellijst schrapt en me met een stralende glimlach mijn dagelijkse baguette overhandigt. ’s Avonds voor ik slapen ga, hoor ik haar nog het stoepje vegen voor het receptiegebouwtje. Ongetwijfeld in haar bloemetjesschort.

Van Claude’s aanwezigheid merk ik beduidend minder. Af en toe kuiert hij over de camping en maakt hij een praatje met de gasten. Met mijn bejaarde overbuurman die op de camping lijkt te wonen, drinkt hij dagelijks een Pastis. Dat is het wel zo’n beetje. Maar Cecile vindt het kennelijk best. Sterker nog, ze straalt als de Provençaalse zon. Ik begrijp er echt niets van. Mijn eigen romantische dromen over het runnen van een camping in Zuid-Frankrijk kwijnen langzaam weg als ik in mijn luie vakantiestoel kijk naar haar gestage gezwoeg. Zeven dagen per week en voor zover ik het kan inschatten, tenminste zestien uur per dag.

Op een dag laat ik de Franse cuisine voor wat het is en kies ik voor het pizzakot dat midden op de camping staat. De kleine witte verkoopwagen die versierd is met naïeve plaatjes van dikbelegde pizza’s staat er permanent. Naast het luik dat overdag gesloten is, hangt een bord “Pizza à emporter” met daaronder een bescheiden menukaart. Margarita, Jambon, Quatro Formaggio en Thon. Elke avond rond een uur of half zes arriveert de pizzabakker op zijn oude brommer met kapotte uitlaat. Ik heb hem al een paar keer gezien. Het is een bloedmooie macho van een jaar of vijfentwintig. Halflang donker haar en fonkelende ogen. Een jongen die je doet verlangen naar nog meer zon en zwaar romantische avonturen. Het zou zomaar een echte Italiaan kunnen zijn.

Onderweg naar de pizzawagen komt de kruidige geur van licht verbrand pizzadeeg me al tegemoet. Ik geniet bij voorbaat van de Quatro Formaggio die ik wil bestellen. Wanneer ik voor het luik sta, zie ik dat de kleine ruimte voller is dan ik had verwacht. Achter de pizzajongen op een krukje tussen de pizzadozen zit Cecile. Met glanzende ogen kijkt ze naar de pizzabakker terwijl hij stoer met één hand het deeg de lucht in zwiept en ondertussen naar haar knipoogt. Wanneer ik mijn pizza heb besteld, kijk ik nog eens goed naar Cecile en dan zie ik het. Ze heeft haar schort niet aan.