Husky-vrienden
Husky-vrienden
Ze staan te trappelen, te trekken en te springen van ongeduld en beginnen steeds harder te blaffen. 57 husky’s zijn met tuigjes en lijnen verbonden aan 10 sleden en popelen om te vertrekken, de verlaten natuur tegemoet. Met 8 reizigers en 2 gidsen staan we klaar om een barre driedaagse tocht te maken en 130 kilometer af te leggen in de sneeuw.
We bevinden ons boven de poolcirkel, in Fins Lapland, niet ver van de Russische grens vandaan. De dagen zijn nog erg kort. Gisteren is voor de eerste keer van het jaar de zon gezien. De Sami zeiden meteen dat het nu voorjaar wordt. Daar is niet zo veel van te voelen want de temperatuur is maar liefst 36 graden onder nul!
Voordat ik achterop de slee ga staan maak ik kennis met mijn honden. Deze vijf mannetjes worden mijn trouwe kameraden de komende dagen. Urkki en Karu zijn de leiders. Urkki is zwart en rank en laat zich met enthousiasme begroeten. De wollige Karu houdt zich in eerste instantie wat afzijdig terwijl ik hem aai. Daar voelt hij zich te stoer voor. Erachter staat Chips op me te wachten. Hij heeft iets van een windhond, springt meteen tegen me op en likt spontaan over mijn wangen. Piki, achteraan, is met nog geen jaar oud de jongste telg van het team. Hij besteedt weliswaar wat aandacht aan me maar hij wil vooral van start gaan. De laatste is Rasmus. Rasmus wil echt niet laten blijken dat hij het leuk vindt om geaaid te worden en het duurt tot dag drie tot hij zich helemaal aan mij vastklampt als ik hem in de kou kom begroeten.
We zijn er allemaal klaar voor. Het enthousiaste geblaf van de honden is oorverdovend. We staan op de sleeën en op het moment dat de remmen eraf mogen, sprinten de dieren vooruit en vormen we een slinger door het landschap. Het is dan ineens doodstil. Eerst hoor je enkel het glijden van de sleeën door de dikke sneeuw, daarna hoor je af en toe het hijgen van de honden die met een dikke 10 kilometer per uur hun last voorttrekken.
De eerste ervaring is adembenemend. De zon is nog niet op maar door het witte landschap en de lange schemering kun je meer dan genoeg zien. Wanneer de vuurbal uiteindelijk aan de horizon verschijnt heb je even het gevoel dat je het warm krijgt. Om je heen staan bossen met voornamelijk dennen maar we steken ook grote en kale vlaktes over. Dit zijn meren die de hele winter door bevroren zijn. Eilanden in die meren zijn ineens niet meer afgesloten van de buitenwereld maar goed te bereiken met de husky’s. Met z’n allen zijn we alleen op de wereld. Er is geen teken meer van beschaving en ik word er heel rustig van.
De honden draven erop los. Soms moet ik ze wat afremmen om te voorkomen dat ze de voorganger tot last zijn, en iedere keer dat ik dat doe zie ik Urkki verontwaardigd naar me omkijken. Hij weet heel goed wat ik doe. Zijn buurman Karu is onverstoorbaar en loopt gewoon door. Af en toe happen de beesten wat sneeuw op om hun dorst te lessen en blaffen doen ze alleen nog maar wanneer we een momentje rust nemen.
Tijdens zo’n rust krijgen ze in ieder geval allemaal een knuffel van me en soms ook wat eten van de gidsen. Bij de grote rust wordt er een vuur gestookt waaraan wij ons kunnen opwarmen. Er wordt dan ook soep, koffie en thee gemaakt. Pas bij de laatste rust van de dag kunnen de husky’s uitkijken naar een stevige maaltijd. Die rust is voor ons in een wildernishut. Dat is een blokhut op een verlaten eiland midden op de ijsvlakte. Buiten de hut liggen kettingen voor de honden en elke husky heeft zijn eigen hok waar hij de nacht in door kan brengen. Wijzelf mogen meteen aan de slag. Er moet water uit het bevroren meer worden gehaald. Dat is zo zuiver dat het gedronken kan worden. Er moet hout worden gehakt om de kachels in de blokhut op te stoken, zowel beneden in de verblijfsruimte als boven waar we mogen slapen. Het diepgevroren vlees voor de honden moet met een bijl fijn worden gemaakt (de zwaarste klus eerlijk gezegd). Na een dag sleeën en vechten tegen de kou is het hard werken, maar zowel honden als mensen genieten dubbel van de maaltijd die ze daarna wordt voorgeschoteld. In ons geval is dat rendierenvlees.
Na die eerste nacht in het midden van niets mogen we weer op pad met onze teams. De honden hebben de extreme kou goed doorstaan. Sommige van hen vinden het helemaal prima met hun dikke vacht, andere staan te rillen. Rasmus heeft niet zo veel zin om uit zijn knusse huisje te komen maar uiteindelijk heb ik ze allemaal weer vast aan de slee. Voordat de zon opkomt zijn we op pad voor een prachtige route van 30 kilometer.
Dag twee is weer even formidabel als dag één. De natuur is uitgestrekt en prachtig. We krijgen het wel allemaal koud. Het drukt de pret niet gelukkig en wanneer we aan het eind van de rit weer bij de wildernishut aankomen, hakken we voldoende hout om ook de sauna op te stoken. Na het eten en een welkome opwarming in de hitte rollen we naakt door de sneeuw alvorens weer snel de warmte op te zoeken. Helden zijn we!
Slapen doe je goed tijdens dit soort avonturen en op dag drie gaan we al vroeg weer op pad voor de laatste 50 kilometer. Het weer is milder en af en toe verschijnt er zelfs een blauwe lucht waardoor het landschap helemaal sprookjesachtig wordt. De tijd gaat wat te snel eigenlijk en het afscheid van de honden valt me best zwaar als ik mijn teamgenootjes aan het eind van de dag afkoppel en naar hun hokken begeleid. Heel even waren Urkki, Karu, Chips, Piki en Rasmus mijn vrienden!