De gekleurde gebedsvlaggetjes horen bij het Tibetaanse boeddhisme. De oorsprong zou liggen bij de bön-religie, een vorm van boeddhisme die tot de 9de eeuw in Tibet beleden werd. Op de vierkante lung-ta (Tibetaans voor ‘windpaard’) vlaggen staat een paard afgebeeld met drie juwelen op zijn rug die verwijzen naar pijlers uit het Tibetaanse boeddhisme: de Boeddha, de boeddhistische leer en de geloofsgemeenschap.
De vijf kleuren staan voor de elementen; hemel (blauw), aarde (geel), wind (wit), water (groen) en vuur (rood). De slingers vlaggetjes worden op hoge punten opgehangen, zoals daken, bergpassen, tempels en rotspunten.
De wind neemt dan de gebeden mee en verspreid ze over de wereld. Als de tekst op de stof versleten is worden ze vervangen, want dan zijn de vlaggetjes uitgewerkt.