The Jungle Book
The Jungle Book
Het was de eerste keer dat ik ging rondreizen in het buitenland. Het was juni 2009 en ik zou met drie vrienden een maand lang in Thailand verblijven. Weinig origineel natuurlijk, maar voor mij was het toen nog allemaal nieuw en spannend. De vakantie stond in het teken van afwisseling. Zo zouden we in Bangkok een paar dagen in tuk-tuks van markt naar tempel naar paleis crossen, om vervolgens cultuur en geschiedenis te gaan snuiven in Ayutthaya en Sukhothai. Ook wilden we een hele week op het strand liggen op de eilanden Ko Samui en Ko Pha Ngan. In het zorgvuldig opgestelde reisschema waren bovendien vijf dagen opgenomen om Chiang Mai en de omliggende omgeving in het noordwesten van het land te bezoeken. Hier zouden we ons van onze sportieve kant laten zien. Eén van de hoogtepunten zou een tweedaagse trektocht door de Thaise jungle zijn, waar ik natuurlijk hoopte exotische dieren te spotten. Sindsdien ben ik nooit meer in de jungle geweest.
We begonnen slecht. Toen de wekker om vijf uur ’s ochtends ging, wisten we alle vier dat het die nacht nooit zo laat had mogen worden. Maar wij waren begin twintig en op vakantie. Veel verantwoordelijkheidsgevoel hadden we niet. Slecht gehumeurd en vermoeid begonnen we daarom aan een bergopwaartse wandeling van zo’n acht uur. De gids probeerde ons aanvankelijk te vermaken met leuke weetjes en flauwe grappen, maar zag al snel in dat er bij ons weinig succes te halen viel. Arme jongen.
Als we onderweg nu iets moois of bijzonders waren tegengekomen, had dat misschien een positieve uitwerking op onze gemoedstoestand teweeg kunnen brengen, maar helaas. In het dichtbeboste gebied, waar ik nauwelijks een hand voor ogen zag, stikte het van de insecten en was het bloedheet en benauwd. Binnen een paar minuten was ik al drijfnat van het zweet en de zware tas op mijn rug was al snel te veel voor mijn vermoeide benen. Elk half uur moest ik een nieuwe laag DEET aanbrengen en alsnog werd ik duizend maal gebeten. Mijn vrienden maakten precies hetzelfde door als ik en genoten er ook net zo hard van. Behalve jong en onverantwoordelijk waren we ook nog eens enorme aanstellers.
Toen we aan het einde van de middag boven op de berg het dorp bereikten waar wij de nacht zouden doorbrengen, viel ik direct neer op mijn matje en kwam daar niet meer van af. De vrouwen uit het dorp kookten wat voor ons en de kinderen boden aan spelletjes te spelen of ons een rondleiding door het dorp te geven. Wij waren echter zo ontzettend moe en wilden eigenlijk alleen maar liggen. Dat hebben we dan ook gedaan. De volgende dag moesten we namelijk weer helemaal terug naar beneden. Wat zullen ze daar genoten hebben van ons als gasten. Ik voel me er nog altijd een beetje schuldig over.
Wellicht waren mijn verwachtingen niet geheel realistisch en heb ik in mijn kinderjaren te vaak naar The Jungle Book gekeken, maar ik wilde graag apen, slangen, tijgers, olifanten en kleurrijke vogels zien. Daarvoor was ik naar de jungle gekomen. In een dag tijd waren we echter slechts een paar kippen tegengekomen. En dat was ook nog eens gewoon in het dorp, tijdens het avondeten. In de jungle zelf hield het op bij een miljoen muggen. Dat zijn er wel veel natuurlijk, maar niet precies waar ik op had gehoopt. Toch kwam daar de volgende dag, op de terugweg, verandering in.
Na uren lopen – toen het me al lang niet meer kon schelen dat DEET met liters zonnebrand en zweet mijn ogen in stroomde – vonden we eindelijk een teken van leven. Ik was de eerste van de groep die hem (het was duidelijk een mannetje) spotte, omdat ik op dat moment achteraan liep. Althans, dat was de bedoeling geweest, maar er kwam duidelijk hoorbaar nog iets achter mij aan. En zo te horen was het niet klein. Misschien was het wel een aap, die met ons wilde spelen. Of een gevaarlijk roofdier dat ons de keel kwam openbijten. Wellicht een Thaise Mowgli, opgevoed door wolven en nu voor het eerst in contact met zijn soortgenoten. Ik keek snel over mijn schouder om te ontdekken wat het was. Volledig verrast was ik door wat ik een paar meter achter me aantrof. Met veel had ik rekening gehouden, maar nog nooit was dit dier voorgekomen in mijn voorstellingen van de jungle.
Precies op het moment dat ik zag wat het was, is bij mij een allergie voor jungles ontstaan. Wat een ontgoocheling. Misschien was het een straf voor onze valse start en gebrek aan enthousiasme. Of misschien was het gewoon pech. Waarschijnlijk was mijn teleurstelling echter een logisch gevolg van een volledig onrealistische voorstelling van zaken. Tot mijn spijt heb ik in ieder geval moeten concluderen dat de Thaise jungle in niets lijkt op het beeld dat ik dankzij The Jungle Book voor ogen had. Geen beren, panters en olifanten. Nee. We werden gevolgd door een hond.