Thailand
Het dagelijks leventje in Mae Sot
Vlak voor me fietst een man. Hij rijdt op een krakkemikkig krakende fiets, niet sneller dan nodig is om net niet om te vallen. Op de bagagedrager -gemaakt van houten plankjes en ijzerdraad- vervoert hij een enorme zwarte teil met gele, witte en roze bloemen. Wanneer hij over een hobbel rijdt klotst het water over de rand. Ik heb hem vele malen vaker gezien; hij is voor mij het prototype voor het straatbeeld van Mae Sot geworden. Waar ik hem ook tegenkom, hij is altijd op weg naar de markt. Hij draagt een blouse die blauw moet zijn geweest, maar inmiddels zwart geworden is. Zijn groene longyi -een soort rok die de meeste Burmese mannen dragen- zit strak om zijn middel geknoopt. Omdat ik me steeds weer verbaas hoe ze daarmee kunnen fietsen, zakken mijn ogen af naar de pedalen. Dan pas zie ik dat hij twee verschillende benen heeft. Een bruin been en een grijs been. Hij draagt een prothese uit de Mae Tao clinic. Hij heeft, net als zovelen anderen, de tenen van de prothesevoet geknipt. Zo past zijn slipper beter.
Ik ben terug in Mae Sot. Een paar weken was ik op andere plaatsen voor werk en ontspanning. Een boel avonturen rijker, een fantastische tijd achter de rug, begint ook voor mij het dagelijkse leventje weer. Vooral de kleuren, maar ook de geuren op de markt brengen me volledig terug in Mae Sot. Alleen al de gezichten vol met tanaka (geel boomwortelextract dat de Burmezen wel gebruiken, maar Thai niet)… Ik slenter met m’n slippers, want dat hoort hier zo. Een man heeft een stukje stoep volgelegd met groene bladeren, ingesmeerd met witte pasta. Nauwkeurig strooit hij wat tabak op elk blad, een tweede man volgt met fijngehakte betelnoot. Dan komen nog wat ondefinieerbare beetjes van dit en van dat bij en tenslotte worden er mooie kleine pakketjes van gevouwen. Hapjes betelnoot, te koop voor 1 Baht (2 ct) per stuk. Een forse vrouw in het standje ernaast staat vlees te hakken. Het gereedschap wat ze gebruikt is eerder een zwaard te noemen dan een mes. Met haar moet je geen ruzie krijgen! Dan zie ik wat ze op d’r tafel heeft liggen: het zijn schapenkoppen, en vanalles wat eraan vast heeft gezeten. Opvallend, want schapen zie je hier nagenoeg niet. Een hond rekt zich uit en sjokt weg, richting de varkensverkoop iets verderop. Dan zie ik nog 2 honden liggen, op de plank onder het hakblok van de gevaarlijke vrouw. Ze kijken geïrriteerd naar boven, maar besluiten dan toch dat het te warm is om ook maar een poot te verzetten. Ik loop door, langs de vissen. En weer ben ik verbaasd, want er liggen een paar enorme joekels bij. De kleinere visjes liggen te drogen in de zon. Sommige per 3 ingepakt in een rieten mandje, anderen keurig netjes zij aan zij naast elkaar gelegd, glinsterend in de zon. Het gekakel van kippen die levend worden geplukt doet me besluiten om naar huis te gaan. Ik heb gevonden wat ik zocht: een hangmat in legergroen en aanmaakstokjes om te koken op ons vuurpotje thuis. Onderweg pak ik een klein noedelsnackje in een bananenblad mee en ik bedenk me dat het vandaag 29 januari is. Over precies een maand ben ik alweer in Nederland. Op het balkon van mijn Thaise huisje wapperen de Thaise en de koningsvlag in de wind. Het is stil in de straat, zelfs aan de overkant. Niet lang geleden was er nog een groot straatfeest gaande. De hele buurt was uitgelopen, er stond een partytent en ik kon me met moeite een weg banen door de brommers. 4 dagen en 4 nachten Thaise muziek, afgewisseld met het monotone gebrom van de monnikengebeden. De overbuurman was overleden; het werd flink gevierd. Maar de rust is wedergekeerd. Het enige geluid dat ik nu hoor is het gestage naderen van een koe met een bel. Het is een mooie witte koe, met flinke horens. Een oud mannetje met rimpelvel en een strohoed loopt 2 maal per dag met ‘m door de straat, op weg naar het veld verderop. Altijd even traag, stier Herman en zijn baasje. Een grote lizard ligt op te warmen op het dak van de buurman en ik installeer me om aan het werk te gaan. Duty calls, ook hier.