Thailand
Zomaar een dag in september
Zomaar een maandag in september. Ik ben op weg naar de kliniek; een paar minuten op de fiets, link(s) op de weg. Het weer is sinds een paar dagen omgeslagen en in plaats van regen is het vandaag al vroeg warm. Onderweg wordt ik ingehaald door verschillende “sawngtaw’s”, een soort verlengde pick-up-trucks volgepropt met mensen en hoog opgestapeld met alles wat je kunt bedenken. Rieten manden, kippen, spinazie, visolie, televisies, printpapier, rijstzakken, kratten cola, eieren, noedels, slippers, gepekeld spek, pannen, kleren, houten kasten en stoelen; af en toe kiepert zo'n wagen om en belandt op z'n zijkant in de berm; je staat er dan versteld van watvoor goederen over de weg liggen uitgespreid. Ze rijden af en aan, heen en weer pendelend tussen de markt van Mae Sot en de grens met Burma. Onderweg passeren ze verschillende checkpoints, waar met een beetje pech alles af- en uitgeladen kan worden als de Thaise autoriteiten het nodig vinden. De dikke diesellucht vermengt zich met de rook van de barbecues, die overal langs de weg staan opgesteld en van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat vis, kip en kikkers grillen, tussen 2 stokken geklemd of in een bananenblad geserveerd. Ik hou m’n mond, neus en ogen even dicht bij het laatste tentje, want de scherpe lucht van gebakken chillies snijdt je de keel dicht en laat je ogen tranen. Dan passeer ik de fruitstalletjes; een tros mini-bananen voor 10 Baht vandaag, sappige watermeloenen en pompelmoezen. Na de laatste stal komt mijn favoriete stukje van de rit: ver uitgestrekte helder groene rijstvelden, met de ruige bergen van Burma op de achtergrond. Een prachtig uitzicht. Ik denk aan de documentaire die ik gisteren zag over het brute regime in Burma. Over de slavernij, de martelpraktijken van de politiek gevangenen, de bloedbaden en de enorme bevolkingsgroepen die uit hun huizen zijn verdreven, in de jungle proberen te overleven, waarschijnlijk daar, in dat “prachtige uitzicht”…
Over het bruggetje, waar de jongens staan te vissen en me steevast met een “Wouw! Hello, hello!” begroeten en dan ben ik d’r. Stapvoets baan ik mezelf een weg door de brommertaxi’s die zich rondom de kliniek verzamelen en visnetten knopen tussen de ritjes door. Heuveltje af, de modderplassen ontwijkend en rakelings lang de auto van MSF (Medecins sans Frontiers), die de behandeling van TB-patiënten op zich nemen.
Het is een vreemde dag vandaag. De helikopters, die normaal 1 of 2 keer per dag overvliegen, cirkelen nu elke 10 minuten rond. Er is duidelijk iets aan de hand. Ook in de kliniek is het hectisch. Het duurt maar 2 tellen voordat ik weet wat de reden voor onrust is: de beerputten worden geleegd. Shit, wat een stank! Ik besluit eerst maar even wat op de computer te werken in de bibliotheek, maar daar stuit ik op de volgende onaangename verrassing: een dode rat onder tafel. Ook die zin vergaat me voor nu en ik herinner ineens de vraag of ik even langs de RH (reproductive health) wilde gaan voor een patiënt. Waar was dat ook alweer? In deze kriskras neergezette gebouwen raak je soms de weg kwijt, maar mijn aandacht wordt getrokken door twee honden, die vlak voor de deur van de RH nog even een demonstratie geven hoe het moet, dus dat kan niet missen! De betreffende vrouw ligt inmiddels te bevallen, dus ik steek over naar de IPD (inpatients department). Er is een nieuwe student uit Canada, die direkt in het diepe wordt gegooid. Een groepje mensen heeft zich om een van de houten bedden verzameld en verschillende handen gebaren naar de jongen “Doe iets!”. De patiënt die de consternatie veroorzaakt ligt te gillen “Awèh, awèh!”, in de wilde weg schoppend en zwaaiend. Twee medics binden zijn handen en voeten vast met een stuk nylon touw en de rust keert langzaam weer. “Malaria-madness” is de diagnose en schijnt een veelvoorkomend resultaat te zijn van malaria-medicatie. Maar al snel is er opnieuw herrie in de tent. Een geit wordt buiten achterna gezeten door twee honden en glipt naar binnen. “Het lijkt hier wel de kinderboerderij”, denk ik bij mezelf en de haan die altijd op het hoekje zit bij de wc's doet er nog een schepje bovenop.
Op de trauma-afdeling hangen de jongens zoals gebruikelijk aan, over, om elkaar heen en wanneer ze me zien aankomen begint het gejoel: “Hi teacher! Flexion, extension, abduction, adduction, inversion, eversion! Lessons today?” Ik ben vorige week begonnen een groepje medics en prothesemakers te trainen in de basis revalidatie van amputatiepatiënten. We maken er een actief gebeuren van, wat meestal ontaardt in een klein feestje. De roddels gaan snel en soms word ik aangesproken: “Are you the phylosarist?” Ja, zoiets...
Die avond eet ik weer eens bij Casa Mia, the place to be voor lekker eten en om de nieuw aangekomen buitenlanders te ontmoeten . “Hi Charlie!” is de gebruikelijke binnenkomer hier. “Hiiiii, Luka!” roept 'ie uitgelaten terug en zijn ogen glimmen voor de rest van de avond. Het is me niet helemaal duidelijk wat er met Charlie is gebeurd in Burma, maar hij loopt wat mank en heeft een flinke “klap van de molewieken” meegekregen. Familie en alles wat 'ie had is achtergebleven in Burma. Hij werkt 7 dagen per week in het restaurantje, van acht uur 's morgens tot tien uur 's avonds. De keer dat ik vroeg of hij ooit terug naar Burma zou willen, sloeg de glinstering in zijn ogen om in een dromigere blik: “Maybe, one day”.