Beland in het paradijs van Koh Phangan
Beland in het paradijs van Koh Phangan
Vergeet Ibiza. Vergeet Salou. De huidige schare achttienjarigen lijkt een nieuwe feestplek te hebben gevonden: de spotgoedkope eilanden van Thailand. Het stikt hier van de net geslaagde jongeren, van alle nationaliteiten, die massaal de stranden onveilig maken. Met mijn 1 meter 70 en tengere postuur val ik niet op tussen de erg jonge meiden en loop undercover met de feestende menigte mee richting de bus. Eindelijk is het tijd om Bangkok achter me te laten. Ik heb dus ook reden voor een feestje!
Na een verrassend comfortabele busreis naar Surat Thani, stap ik op de boot om de laatste uurtjes van de reis naar Koh Phangan af te leggen. Terwijl ik op het dek toekijk hoe de piepkleine Aziatische mannetjes de rugzakken afdekken met een blauw zeil, wappert de wind door mijn haar en brand de zon op mijn nog erg bleke huid. Heerlijk die zilte vislucht. Veel beter dan alle uitlaatgassen van de grote stad en ik vul mijn longen tot in elke uithoek met de schone lucht. Het zout prikt een beetje in mijn neus, maar het is een aangenaam gevoel. In de golven die de boot creeert springen honderden kleine, zilveren visjes omhoog. Ze zijn nauwelijks te zien en lijken net ontelbare knipoogjes die de zee ons toespeelt. Aan de horizon verschijnen kleine, diepgroene brokjes land die ongestructureerd uit het water steken. Op naar de eilanden!
Het dek begint inmiddels vol te stromen met bijna doorschijnend witte zonaanbidders, terwijl het dak van de stuurhut nog helemaal leeg is. Ik vraag een bemanningslid die voorbij loopt, of we op het dak kunnen zitten. “400 baht”, is zijn kort maar krachtige antwoord en loopt weer door terwijl hij een zwaar touw om zijn schouder wikkelt. Alles draait om geld hier! Met nog twee maanden in het vooruitzicht besluit ik het geld in mijn broekzak te houden en een plekje te zoeken naast de berg afgedekte rugzakken. Naast mij ligt een jongen in een wel heel ongemakkelijk positie te zonnenbaden, in de hoop elke centimeter van zijn lichaam te kunnen bijkleuren. Ik geef hem een vriendelijk knikje en bedenk bij mezelf dat er morgen vast een hoop verbrande mensen rondlopen op Koh Phangan.
Het duurt niet lang voordat ik in gesprek raak met een drietal Israeliers. Ze lijken de enige andere passagiers van boven de twintig te zijn en als minderheid moet je steun bij elkaar zoeken. Ze vertellen me dat ze net klaar zijn met hun dienst in het leger en nu samen door Azie rondtrekken. De twee jongens zien er wild uit met hun lange, krullende haren en donkere baarden. Het meisje ziet er ook gehard uit en lijkt niet onder te doen voor haar twee reispartners. Het gesprek was leuk, maar als ik wist wat het me later zou opleveren had ik ze liever vermeden.
Zodra de pier van Koh Phangan in zicht komt, wordt het een gevecht om de juiste backpack bij de juiste eigenaar te krijgen. Op zo'n beperkte ruimte met zoveel graaiende mensen raak je al snel het overzicht kwijt. De Aziaten zijn het misschien gewend om netjes op hun beurt te wachten, maar wij Westerlingen niet. Pakken wat je pakken kan! Gelukkig draag ik alleen mijn kleine rugzak bij me, want ik heb de rest van mijn spullen in het hostel in Bangkok gelaten. Alleen het hoognodige mee, want de rest is ballast. Ik sta dan ook meteen klaar om de boot te verlaten als we de kant bereiken. Wat ik daar zie, had ik niet verwacht.
Een twintigtal taxi-chauffeurs staan op de kade, duwen elkaar er bijna af en zwaaien wild met borden in de lucht. “Taxi? Taxi?” Ik wurm mij tussen het geschreeuw en getouwtrek door naar een rustiger plekje in de schaduw van de bomen. Ik weet dat er nog meer mensen richting Haad Rin Beach moeten en binnen tien minuten heb ik vijftien mensen van de boot om me heen staan om gezamelijk een taxi te regelen. Zo kunnen we misschien wat afdingen! De ervaren taxi-chauffeurs weigeren om de prijs ook maar met een baht te laten zakken, tot de rauwe Israelier een van de mannen apart neemt en wat in zijn oor fluistert. Direct wordt er druk naar ons gebaard en moeten we de man volgen. Op de een of andere manier heeft de Israelier 20% korting weten te regelen voor ons allemaal.
Na een heftige autorit waarbij we flink door elkaar geschud zijn, arriveren we bij “Coral Bungalows”. Een prachtig park met houten bungalows, aangelegde tuinen en direct aan het strand. Gelukkig had ik al een reservering gemaakt, op aanraden van twee Duitsers uit het hostel in Bangkok, want alle bungalows zijn volgeboekt. Terwijl een paar bezwete backpackers met hun zware bepakking teleurgesteld weglopen van het park, brengt een Thais vrouwtje me naar mijn hut met airconditioning, wc, douche en balkon. Daar staat de deur al voor me open, want een meisje dat ik twee weken geleden heb ontmoet zou ook hierheen komen. We delen de bungalow samen en betalen ieder 2 euro per nacht. En dat voor een huisje met zeezicht dat pal naast het zwembad ligt en een minuut lopen van het restaurant vandaan is!
Ik gooi mijn spullen op mijn schoonopgemaakte bed en loop enthousiast naar het einde van ons balkon. Niets dan een leeg, wit strand, een azuurblauwe zee en frisgroene palmbomen die tevreden wapperen in een verkoelend zeebriesje. Bestaat er een betere plek dan dit?